22479 |
plaats waar de kegels staan |
kegelsteen:
keigelstein (Q096b Itteren)
|
De plaats waar de kegels staan opgesteld [bos]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24627 |
plantenstek |
afzetsel:
WLD
āāfzetsel (Q096b Itteren),
āàfzétsul (Q096b Itteren),
stek:
WLD
stèkke (Q096b Itteren),
stèkku (Q096b Itteren)
|
Afgesneden takje dat men in de grond zet om er een nieuwe plant uit te laten groeien (stek, poot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24667 |
plataan |
plantaan:
WLD
plantáán (Q096b Itteren)
|
De plataan; van deze boom schilfert de schors in plaen af waardoor de nieuwe geelgroene bast zichtbaar wordt; de boom heeft langgesteelde vruchten (plataan, plantaan, plom, plon, plen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25179 |
plensbui, zware bui |
guts:
gotsch (Q096b Itteren)
|
grote hoeveelheid regen ineens [guts] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17657 |
pols |
pols:
peuls (Q096b Itteren)
|
pols [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24431 |
pompen van de meikever |
tellen:
WLD
téllə (Q096b Itteren)
|
Hoe noemt u het herhaalde malen de vleugels bewegen voordat hij opvliegt, gezegd van een meikever (geld tellen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20458 |
pooier |
pooier:
pojer (Q096b Itteren),
souteneur:
soetenuir (Q096b Itteren)
|
iemand die leeft van de verdiensten van een prostituée, voor wie hij als beschermer optreedt [pooier] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
24226 |
pop, vrouwelijke zangvogel |
pop:
póp, púpke (Q096b Itteren),
popje:
póp, púpke (Q096b Itteren)
|
vrouwelijke zangvogel (pop) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24490 |
populier (alg.) |
populier:
-
populier (Q096b Itteren),
WLD
pôôpelier (Q096b Itteren),
pôôpulier (Q096b Itteren)
|
De populier in het algemeen (populier, peppel, peppelboom). [N 82 (1981)] || populier (Populus) [DC 69 (1994)]
III-4-3
|
21482 |
portefeuille |
portefeuille (fr.):
portefeuille (Q096b Itteren)
|
de kleine, platte, meestal leren, dubbele tas met vakjes, waarin mannen hun bankbiljetten, identiteitsbewijs enz. bij zich dragen [kamtas, portefoelie] [N 89 (1982)]
III-3-1
|