e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L321a plaats=Ittervoort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neet, luizenei neet: neet (Ittervoort) neet, luizenei [N 26 (1964)] III-4-2
negenoog negenoog: negenoug (Ittervoort) Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)] III-1-2
nerf van een blad nerf: nerf (Ittervoort) De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)] III-4-3
nest, hoeveelheid jongen nest: nèst (Ittervoort) Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)] III-4-2
nestelen timmeren: tummeren (Ittervoort) een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)] III-4-1
nestverlater uitvliegen: oetvlege (Ittervoort), vlug: vlôk (Ittervoort) in staat zijn om uit het nest te vliegen, gezegd van jonge volgels (vlug, stug, uitgevlogen, uitladen) [N 83 (1981)] || op het punt staan om het nest te verlaten, gezegd van jonge volgels (vlug) [N 83 (1981)] III-4-1
neus (spotnamen) gevel: gevel (Ittervoort), kuit: kuit (Ittervoort) neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] III-1-1
neusgaten neusgaten: naasgater (Ittervoort) neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1
nier nier: neer (Ittervoort) nier [N 10 (1961)] III-1-1
niersteen niersteen: neerstein (Ittervoort) Nier-, gal- en blaassteen: steenachtige zelfstandigheid in galblaas, nieren of blaas (steen, graveel, graveelsteen). [N 84 (1981)] III-1-2