e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L321a plaats=Ittervoort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ragout van gebraden gevogelte ragout: ragou (Ittervoort) Hoe noemt U: Ragout van gebraden gevogelte (salmi) [N 80 (1980)] III-2-3
rails rails (<eng.): rels (Ittervoort) de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)] III-3-1
rammelaar kleutertje: kleuterke (Ittervoort) Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] III-3-2
rammelen rammelen: rammele (Ittervoort) een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)] III-4-4
rand van een hoed luif: luif (Ittervoort) luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
rank reng (mv.): reng (Ittervoort) Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)] III-4-3
ranzig garstig: gessig (Ittervoort) ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)] III-2-3
raspen raspen: raspen (Ittervoort, ... ) raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)] III-2-1, III-2-3
rauw rauw: rauw (Ittervoort) rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)] III-2-3
ravotten stoeien: stoeie (Ittervoort) Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)] III-3-2