e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L321a plaats=Ittervoort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stoppels stoppelen: stǫpǝlǝ(n) (Ittervoort) De stompjes halm die na het maaien op het veld overblijven en later worden ondergeploegd. Opvallend polymorfe meervoudsvorming. [N 6, 7; N 15, 52; JG 1a, 1b; L 7, 53; L 15, 23; Wi 51; monogr.] I-4
stortplaats stort: stort (Ittervoort) de plaats waar vuilnis gestort mag worden [stort] [N 90 (1982)] III-3-1
stoten stoten: stoeate (Ittervoort) Stoten: een schokkende of krachtige duw geven (stoken, stuiken). [N 84 (1981)] III-1-2
stoutmoedig astrant: strantj (Ittervoort, ... ), frech (du.): vrek (Ittervoort, ... ) heel veel durf hebbend [frank, boud, stout] [N 85 (1981)] III-1-4
stoven smoren: smoeren (Ittervoort), stoven: stoven (Ittervoort) bakken; Hoe noemt U: Spijzen met boter of vet bereiden (kuinen) [N 80 (1980)] || stoven; Hoe noemt U: Met weinig vet op laag vuur gaar laten worden (smoeren, stoven, wallen) [N 80 (1980)] III-2-3
straatgoot goot: geut (Ittervoort) een geul langs de weg waarlangs afvalwater kan wegstromen [N 90 (1982)] III-3-1
streng streng: streng (Ittervoort) niet toegevend, weinig vrijheid veroorlovend, stipt oordelend volgens wet of voorschrift [strak, streng, hard] [N 85 (1981)] III-1-4
strijker de strijk: dǝ strī.k (Ittervoort) Met de steenspil verbonden, gebogen houten arm die het zaad in de kollergang voor de kantstenen strijkt. [Jan 277] II-3
stroef stuurs: stuurs (Ittervoort) niet gemakkelijk in de omgang, stroef [stoer, stuurs, zuur, strak, straf] [N 87 (1981)] III-3-1
stronk van de knotwilg boks: boks (Ittervoort) Het korte onderstuk van een wilg wanneer de takken vlak boven de grond worden afgekapt. [N 82 (1981)] III-4-3