e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L321a plaats=Ittervoort

Overzicht

Gevonden: 2402
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drinken lessen: lessen (Ittervoort) drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)] III-2-3
drinkkuil in de wei poel: pōl (Ittervoort) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
droesem droesem: droesem (Ittervoort) droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)] III-2-3
dronkaard zatlap: zaatlap (Ittervoort) dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] III-2-3
dronken een goed stuk in de kraag hebben: ei goot stuk inne kraag höbbe (Ittervoort) dronken [N 10 (1961)] III-2-3
dronken zijn strontzat zijn: strondjzaat zeene (Ittervoort) dronken [N 10 (1961)] III-2-3
drop klits: klits (Ittervoort) drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)] III-2-3
dropwater klitswater: klitswater (Ittervoort) Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)] III-2-3
druk praten wauwelaar (zn.): wouwelàir (Ittervoort) druk praten [stemmen] [N 87 (1981)] III-3-1
drukken drukken: drùkke (Ittervoort) Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)] III-1-2