e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ittervoort

Overzicht

Gevonden: 2402

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bandiet bandiet: bandiet (Ittervoort) een gewelddadige schurk [bandiet, schobbert, schobbejak, deugniet, boelmaker] [N 90 (1982)] III-3-1
bandschort met borststuk scholk: sjolk (Ittervoort) schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)] III-1-3
bang bang: bang (Ittervoort) een min of meer beredeneerde vrees van iets hebbend [bang, schouw] [N 85 (1981)] III-1-4
bangerik schouwerik: sjoewerik (Ittervoort) iemand die altijd bang is [bloodaard, coion, bangerik] [N 85 (1981)] III-1-4
bank van lening bank van lening: bank van lêínīng (Ittervoort) de instelling van gemeente of particulieren waar men geld krijgt op onderpand van onroerende goederen [bank van lening, lommerd, pandjeshuis] [N 89 (1982)] III-3-1
barensweeën pozen: poeaze (Ittervoort) Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 84 (1981)] III-2-2
baret pats: patsj (Ittervoort) baret [flat, floets] [N 25 (1964)] III-1-3
bazige vrouw kapitein: kaptein (Ittervoort) een vrouw die over iedereen de baas wil spelen en die overal aanmerkingen op heeft [kanjer, karonje, kastine, element] [N 85 (1981)] III-1-4
bedekt een onaangenaamheid zeggen steken: stèke (Ittervoort) iemand bedekt een onaangenaamheid zeggen steken onder water geven [giepen] [N 85 (1981)] III-3-1
bedelaar bedelaar: baideliêr (Ittervoort) de arme persoon die rondgaat of ergens zit om aalmoezen te vragen [schooier, bedelaar, klopper, rondloper, stuper, skurriekrijger] [N 89 (1982)] III-3-1