e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ittervoort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lege eerste koe gust (bijvgl. nmw.): gøst (Ittervoort) Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.] I-11
lekkerbek lekkerbek: lekkerbek (Ittervoort) lekkerbek; Hoe noemt U: Iemand die goed kan eten (lekkerbek, lekkertand, likkebaard, fijnbek, smulbaard, smuiger) [N 80 (1980)] III-2-3
lende lende: linje (Ittervoort) lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)] III-1-1
lenig gezwank: gezwank (Ittervoort) lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)] III-1-1
lepe, doortrapte kerel fijne, een -: fiene (Ittervoort), sluwerik: sluwerik (Ittervoort) een doortrapte kerel [fijnaard, fijne, leperd] [N 85 (1981)] || zeer bedreven in het kwaad of in het kwaaddoen en daarbij zeer sluw [slim, glad, hel, leep, doortrapt] [N 85 (1981)] III-1-4
leraar leraar: leiraar (Ittervoort) een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)] III-3-1
leren beenkap gamasche: kemasje (Ittervoort) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leugen leugen: leuge (Ittervoort) een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)] III-3-1
levend vlees onder de huid leven, het -: t lèève (Ittervoort) levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)] III-1-1
lever lever: lèèver (Ittervoort) lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)] III-1-1