34067 |
lege eerste koe |
gust (bijvgl. nmw.):
gøst (L321a Ittervoort)
|
Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.]
I-11
|
20580 |
lekkerbek |
lekkerbek:
lekkerbek (L321a Ittervoort)
|
lekkerbek; Hoe noemt U: Iemand die goed kan eten (lekkerbek, lekkertand, likkebaard, fijnbek, smulbaard, smuiger) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17643 |
lende |
lende:
linje (L321a Ittervoort)
|
lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17558 |
lenig |
gezwank:
gezwank (L321a Ittervoort)
|
lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18955 |
lepe, doortrapte kerel |
fijne, een -:
fiene (L321a Ittervoort),
sluwerik:
sluwerik (L321a Ittervoort)
|
een doortrapte kerel [fijnaard, fijne, leperd] [N 85 (1981)] || zeer bedreven in het kwaad of in het kwaaddoen en daarbij zeer sluw [slim, glad, hel, leep, doortrapt] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21748 |
leraar |
leraar:
leiraar (L321a Ittervoort)
|
een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18340 |
leren beenkap |
gamasche:
kemasje (L321a Ittervoort)
|
lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19125 |
leugen |
leugen:
leuge (L321a Ittervoort)
|
een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
17568 |
levend vlees onder de huid |
leven, het -:
t lèève (L321a Ittervoort)
|
levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17697 |
lever |
lever:
lèèver (L321a Ittervoort)
|
lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|