20600 |
ragout van gebraden gevogelte |
ragout:
ragou (L321a Ittervoort)
|
Hoe noemt U: Ragout van gebraden gevogelte (salmi) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21164 |
rails |
rails (<eng.):
rels (L321a Ittervoort)
|
de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19977 |
rammelaar |
kleutertje:
kleuterke (L321a Ittervoort)
|
Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20295 |
rammelen |
rammelen:
rammele (L321a Ittervoort)
|
een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18413 |
rand van een hoed |
luif:
luif (L321a Ittervoort)
|
luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24626 |
rank |
reng (mv.):
reng (L321a Ittervoort)
|
Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20515 |
ranzig |
garstig:
gessig (L321a Ittervoort)
|
ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19839 |
raspen |
raspen:
raspen (L321a Ittervoort, ...
L321a Ittervoort)
|
raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
20529 |
rauw |
rauw:
rauw (L321a Ittervoort)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22338 |
ravotten |
stoeien:
stoeie (L321a Ittervoort)
|
Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|