18868 |
razen en tieren |
tekeergaan:
tekeirgaon (L321a Ittervoort)
|
luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19120 |
razend van woede |
dol:
dul (L321a Ittervoort)
|
razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
stuiken:
stoeke (L321a Ittervoort)
|
stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24975 |
rechtop |
rechtop:
rechtop (L321a Ittervoort)
|
rechtopstaand, recht omhoog staand [fiks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17616 |
rechtstaande oren |
flaporen:
flapoeëre (L321a Ittervoort)
|
oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18961 |
rechtvaardig |
rechtvaardig:
rechtvaardig (L321a Ittervoort)
|
handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25083 |
reeks, rij |
rij:
rie (L321a Ittervoort)
|
een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24308 |
regenworm |
pierik:
peerik (L321a Ittervoort, ...
L321a Ittervoort)
|
regenworm, aardwom, bekende paarskleurige worm die bij spitten en ploeten of bij regen voor de dag komt [pier, pieroas, piering, pierewörm, dauwworm] [N 26 (1964)] || worm in het algemeen [pier, piering, pierik] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
21195 |
reis |
reis:
reis (L321a Ittervoort)
|
het gaan van een plaats naar een andere, meestal met een of ander vervoermiddel (reis) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21201 |
reiskoffer |
koffer:
koffer (L321a Ittervoort)
|
Het voorwerp van leer, stof, riet om goederen mee op reis te nemen [koffer, valies] [N 90 (1982)]
III-3-1
|