21875 |
betaling |
paai:
paai (L321a Ittervoort)
|
de betaling voor bijv. geleverde goederen [paai] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
beteuterd:
beteuterdj (L321a Ittervoort),
sip:
sip (L321a Ittervoort)
|
op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)] || van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21516 |
betrappen |
betrappen:
betrappe (L321a Ittervoort)
|
een dief bij het stelen verrassen [betrappen, attraperen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18157 |
betten van een wonde |
betten:
bette (L321a Ittervoort)
|
lessen: Een wonde betten (lessen, betten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22421 |
beugelen |
beugelen:
beugele (L321a Ittervoort)
|
Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22422 |
beugelring |
ring:
rink (L321a Ittervoort)
|
De ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21099 |
beurse plek |
bluts:
bluts (L321a Ittervoort)
|
Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20180 |
bevallen |
bevallen:
bevalle (L321a Ittervoort)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
19259 |
bevel |
bevel:
bevel (L321a Ittervoort, ...
L321a Ittervoort)
|
een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19258 |
bevelen |
bevelen:
bevèle (L321a Ittervoort, ...
L321a Ittervoort)
|
iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|