e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ittervoort

Overzicht

Gevonden: 2402
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beweeglijk rondlopen rondspringen: rondjspringe (Ittervoort) lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)] III-1-2
bewerkelijk werk secuur werk: lang sekuur werk (Ittervoort) niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)] III-1-4
bezadigd bedaard: bedaardj (Ittervoort) zeer kalm [bezadigd, bedaard, gemoedereerd] [N 85 (1981)] III-1-4
bezem bessem: bɛsǝm (Ittervoort) Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b] I-4
bezig zijn doende zijn: doondje zeen (Ittervoort) werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)] III-1-4
bezoek bezoek: bezeuk (Ittervoort) de personen die op bezoek komen [bezoek, visite, volk] [N 87 (1981)] III-3-1
bezoeken bezoeken: bezeuke (zieke) (Ittervoort) een zieke bezoeken [randen] [N 87 (1981)] III-3-1
bezorgd ongerust: ongerùstj (Ittervoort) ongerust zijn, vol kommer en zorg zijn (d) [betusseld, betimperd, zorg hebben] [N 85 (1981)] III-1-4
bezwaarlijk kwalijk: kwalij (Ittervoort) zwaar vallend [bezwaarlijk, kwalijk] [N 85 (1981)] III-1-4
bibberen rijderen: riejere (Ittervoort) beven [rijde, ridde, riere, rijgele, rijere] [N 10a (1961)] III-1-2