e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ittervoort

Overzicht

Gevonden: 2402
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handelaar handelaar: hanjeliêr (Ittervoort) iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)] III-3-1
handelen handelen: hanjele (Ittervoort, ... ) handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)] III-3-1
handeling daad: daod (Ittervoort) een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)] III-1-4
handen (kindernamen) polletjes: palkes (Ittervoort) hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)] III-1-1
handen (spotnamen) jatten: jatte (Ittervoort), klauwen: klauwe (Ittervoort) [N 10 (1961)] III-1-1
handig handig: henjig (Ittervoort) goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)] III-1-4
handpalm handpalm: handjpalm (Ittervoort) palm van de hand [N 10 (1961)] III-1-1
handvol handvol: handj vol (Ittervoort) de hoeveelheid die men in een hand kan nemen [haffel, handvol, grap, grop] [N 91 (1982)] III-4-4
hansworst hansworst: hansworst (Ittervoort) iemand die zich belachelijk aanstelt [hanswordt, polichinelle] [N 85 (1981)] III-1-4
hard, luid hel: hel (Ittervoort) hard klinkend [hard, luid] [N 91 (1982)] III-4-4