20673 |
karnemelksepap met roggezemelen |
zemelenpap:
zeemelepap (L321a Ittervoort)
|
Karnemelksepap met roggezemelen (zemeleprut?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24333 |
karper |
karper:
kerper (L321a Ittervoort)
|
Hoe noemt u de karper: een zoetwatervis die voorkomt in stilstaande en traag stromende wateren. Hij heeft een lange rugvin, de buikvinnen staan ingeplant achter de borstvinnen, ongeveer gelijk met het begin en het einde van de rugvin. De bek heeft dikke e [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21221 |
karweien |
dienen:
deene (L321a Ittervoort)
|
onbetaalde arbeid verrichten aan de openbare wegen (karweien, botten) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19826 |
kat |
kat:
kat (L321a Ittervoort)
|
Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
24179 |
kauw |
dool:
daol (L321a Ittervoort)
|
kauw (33 overal bekend; grijze nek en lichte ogen, rest zwart; broedt in gebouwen, schoorstenen en holle bomen; meestal in troepen; druk; roep [kja]; vaak tam gehouden [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20488 |
kauwen |
kauwen:
kauwen (L321a Ittervoort)
|
kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17686 |
keelgat |
keelgat:
kailgaat (L321a Ittervoort)
|
keelgat [kelschat, rieper] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19926 |
keffen |
keffen:
keffen (L321a Ittervoort, ...
L321a Ittervoort)
|
Hoe noemt u hoog en snel blaffen, vooral van kleine honden (keffen, kneffen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
22418 |
kegelen |
kegelen:
kegele (L321a Ittervoort)
|
De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20256 |
kerkhof |
kerkhof:
kirkuf (L321a Ittervoort)
|
Kerkhof [kirkuf, doeje kirkuf]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|