21675 |
wbd: afzeggen |
ontdoen:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
de koop ontdōēan (Q028p Jabeek)
|
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21683 |
wbd: in trek |
goed zijn:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
de eur sint gōōd deze maonjd (Q028p Jabeek)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21662 |
wbd: katten |
laten zitten:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
’m uit de wāār lāōte zitte (Q028p Jabeek)
|
katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21679 |
wbd: kwaadgeld = kwaadgeld |
kwaad geld:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
kōātgeljd (Q028p Jabeek)
|
kwaadgeld: Als men vindt dat iemand teveel vraagt, zegt men: "hoeveel ...... is daarbij"[kwaad-geld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21677 |
wbd: staartgeld / verschil |
eindgeld:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
het ēīnjdgeljd (Q028p Jabeek)
|
verschil: Vraagt men aanvankelijk teveel geld voor wat men wil verkopen, dan moet men tenslotte vaak genoegen nemen met minder dan men eerst kon krijgen; hoe noemt men in zulk geval het verschil tussen wat men eerst kon krijgen en wat men tenslotte werkel [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21663 |
wbd: verkopen voor |
verkopen:
vür zoeaveual verkoop ich ze (Q028p Jabeek)
|
verlaten, Zegt men bij u: ik wil die geit voor zoveel geld wel ~ = voor die prijs wil ik ze wel verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20542 |
wecken |
inmaken:
imáákə (Q028p Jabeek)
|
wecken; Hoe noemt U: Steriliseren van levensmiddelen in luchtdicht afgesloten flessen (wecken, inmaken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20435 |
weduwe |
widvrouw:
wet˃vroͅu̯ (Q028p Jabeek)
|
weduwe [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
widman:
wetman (Q028p Jabeek)
|
weduwnaar [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
29145 |
weefkamer |
weefkamer:
weefkamer (Q028p Jabeek)
|
De kamer of het vertrek waarin geweven wordt en waar het spinnewiel of de weefstoel staat. Dat kan de keuken, de opkamer, de naaikamer of een kamer(tje) zijn. In dit lemma gaat het om een weefruimte in het huis. [N 39, 4; N 5A (I]
II-7
|