20553 |
boterkussentje |
boterklompje:
bōētərklömpkə (Q028p Jabeek)
|
boterkussentje; Hoe noemt U: Een met boter bereid snoepje (boterkussentje, kokkien, suikerspek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
29961 |
bouwemmer |
tob:
tǫp (Q028p Jabeek)
|
Houten of metalen, tegenwoordig ook van kunststof vervaardigde emmer die door de metselaars wordt gebruikt om er water, mortel, enz. in te doen. [N 30, 23b; monogr.]
II-9
|
33644 |
bouwland |
land:
lanjtj (Q028p Jabeek),
lant (Q028p Jabeek)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
32729 |
bouwvoor |
bouwvoor:
bū[voor] (Q028p Jabeek)
|
De bouwvoor of teellaag van akker- en tuingrond is de door regelmatig ploegen of spitten en bemesten vruchtbaar gemaakte humusrijke bovenlaag, waarin de gewassen wortel schieten. De dikte van deze laag komt overeen met de diepte van de geploegde of gespitte zaaivoor. Van de opgesomde termen zijn er sommige ook toepasselijk op een bepaalde (goede) grondsoort of op vruchtbare grond in het algemeen. [N 27, 26a + b; N 11A, 129f + 137a; A 47, 4d]
I-1
|
25495 |
bovenbeschuit |
rug:
røk (Q028p Jabeek)
|
Er was gevraagd naar de "bovenkant van de beschuit". Het kan zijn dat een enkel woordtype duidt op "beschuit die van het bovenste gedeelte van de beschuitbol wordt gebakken". [N 29, 65a]
II-1
|
25491 |
bovenkant van het brood |
rug:
røk (Q028p Jabeek)
|
[N 29, 54a; monogr.]
II-1
|
18310 |
bovenstuk van een jurk |
lijfje:
lifke (Q028p Jabeek)
|
lijfje, bovenstuk van jurk [baskien] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18953 |
braaf |
braaf:
braaf (Q028p Jabeek)
|
braaf [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
33653 |
braakland |
onkruidsakker:
onkrūtsakǝr (Q028p Jabeek)
|
Stuk land of akker dat men één of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.]
I-8
|
20562 |
brandewijn |
schnaps (du.):
sjnàps (Q028p Jabeek)
|
brandewijn; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank, gestookt uit wijn of graan (brandewijn, snevel, franse) [N 80 (1980)]
III-2-3
|