18364 |
bruine gebreide dameskous |
gestrikte kous:
gestrikte kouaze (Q028p Jabeek)
|
dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18523 |
buitenzak op een jas |
buitentas:
boetetesj (Q028p Jabeek)
|
buitenzak in een jas [jassetes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
30087 |
bult |
bult:
bøltj (Q028p Jabeek)
|
Naar voren komend gedeelte van het metselwerk van een muur. Bulten in een muur kunnen ontstaan door onnauwkeurig metselwerk. Ook door ouderdom of verzwakking van het metselwerk kunnen muren uitzetten en zo bulten ontwikkelen. [N 31, 47b]
II-9
|
18586 |
bustehouder |
bustehouder:
bustehouder (Q028p Jabeek)
|
bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18654 |
cape |
omhanger:
omhanger (Q028p Jabeek)
|
cape, grote ~, versierd met kant, strikken en fluwelen garnering [umhanger] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18557 |
capuchon |
capuchon (fr.):
capuchon (Q028p Jabeek)
|
capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
29989 |
cement |
cement-poeder:
sǝmɛntpujǝr (Q028p Jabeek)
|
Een snel verstenend bindmiddel, doorgaans in poedervorm, dat ontstaat door vermenging van kalk- en leemhoudende stoffen die onder hoge temperatuur versinterd zijn. Het bezit de eigenschap door toevoeging van water zowel onder water als aan de lucht te verharden. [N 30, 35a; N 30, 35b; monogr.]
II-9
|
21451 |
cent |
cent:
cent (Q028p Jabeek)
|
cent, een ~ [ook oudere woorden als sans?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20545 |
cichorei |
sokkerij:
sōēkərij (Q028p Jabeek),
suikerij:
sōēkərij (Q028p Jabeek)
|
cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)]
I-7, III-2-3
|
18518 |
colbertjasje |
colbertjasje (<fr.):
colbertjeske (Q028p Jabeek)
|
colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)]
III-1-3
|