34293 |
tuierpaal |
tuierpag:
tø̜i̯rpax (Q157p Jesseren)
|
De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71]
I-11
|
33542 |
tuinkervel |
kelver:
keͅləvər (Q157p Jesseren)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
22039 |
tweede ei |
tweede ei:
twidde ee gelaag (Q157p Jesseren)
|
Hoe heet verder: het tweede ei? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32958 |
tweede klaveroogst |
tweede snit:
twēdǝ snet (Q157p Jesseren)
|
In verband met de benamingen voor nagras is de informanten ook gevraagd of ze een specifiek woord kenden voor de tweede klaveroogst; hier zijn alleen de opgaven opgenomen die afweken van die voor ''nagras''. [N 14, 128c]
I-3
|
21917 |
tweejarige duif |
tweejarige:
twie jaorige (Q157p Jesseren)
|
een duif die ouder dan één jaar is? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33998 |
twijg |
wisje:
wī.skǝ (Q157p Jesseren)
|
Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
33597 |
ui, ajuin |
un:
ø.n (Q157p Jesseren)
|
ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33788 |
uier |
uier:
ø̜̄.r (Q157p Jesseren),
ø̜̄r (Q157p Jesseren)
|
[JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.]
I-11, I-9
|
22001 |
uit de tegengestelde richting dan die van de losplaats aankomen |
te hoog:
of te haug of te leig einkomen (Q157p Jesseren),
te laag:
of te haug of te leig einkomen (Q157p Jesseren)
|
Hoe zegt men: uit een richting tegengesteld aan die van de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22118 |
uit een andere richting dan die van de losplaats aankomen |
van achterop:
van aater op (Q157p Jesseren)
|
Hoe zegt men: uit een andere richting dan die van de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|