e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gek dwaas: dweas (gek, wild) (Jeuk), gek: gek (Jeuk), zot: zot (Jeuk) dwaas". Uitspraak + betekenis [ZND 33 (1940)] || onverstandige, ergerlijke of gekke dingen doend of zeggend [dwaas, mal, zot, gek] [N 85 (1981)] III-1-4
gekheid maken gek doen: gek doen (Jeuk), klotentrekker: kloewtentrekker (Jeuk) gekheid maken [mallen, follen] [N 85 (1981)] || vrolijk zijn aan maaltijden e.d. [doven] [N 85 (1981)] III-1-4
gekkenhuis gesticht: gestich (Jeuk), zottenhuis: zottehaas (Jeuk) een instelling voor het verplegen van krankzinnigen [zothuis, gek[ken]huis, fermerie] [N 90 (1982)] III-3-1
gekleurde top van de slagpen hoek van de pen: hoek v.d. pen (Jeuk) Hoe heten de onderdelen van de slagpen? (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar tekening 3): gekleurde top (7) [N 93 (1983)] III-3-2
gekneusd geblutst: geblutst (Jeuk, ... ) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] III-2-3
geknield zitten op de knien liggen: op de kneije liggen (Jeuk) (onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)] III-3-3
geknotte wilg tjonk: tjoenke (Jeuk, ... ), wijde: wei (Jeuk, ... ) knotwilg [ZND 36 (1941)] || knotwilg (de boom, vooral een wilg, waarvan de takken afgehakt werden en waarop dan dunne twijgen uitschieten. Ze staan vooral langs sloten) [ZND 36 (1941)] III-4-3
gekookte lijnolie gekookte olie: gǝkǫwktǝ ǫwlǝ (Jeuk) Lijnolie die enige uren tot ongeveer 2500 C. werd verhit, onder toevoeging van geringe hoeveelheden lood- en mangaanverbindingen. [N 67, 13b] II-9
gekruld haar gekruld haar: gekrold hoo-er (Jeuk) hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)] III-1-1
geld geld: dje moet geld heube om koene te beteale (Jeuk), dje moet mer gelt höbben oem te betaolen (Jeuk), dje moet mer gelt höbben om te köne betaolen (Jeuk), gɛld (Jeuk), ik ben al mijn geld kwijt (Jeuk), xɛld (Jeuk) geld [RND] || geld opdoen (opmaken) [RND] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)] III-3-1