e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
glasgordijn gordijn: gerdijn (Jeuk), gordijn (Jeuk) Dun gordijn van gaas of andere fijne stof, dat vlak voor het raam hangt (gordijn, glasgordijn, vitrage) [N 79 (1979)] III-2-1
glaskrabber mesje: mɛsjǝ (Jeuk) Werktuig om kleine verfspatjes van glas te verwijderen. In Q 121 verwijderde men overtollige verf ook door het glas nat te maken en vervolgens met een muntstuk over de spatjes te wrijven. In K 353 werd hiervoor een koperen geldstuk gebruikt. [N 67, 56b] II-9
glasrek glasrek: glawǝsrɛk (Jeuk) Vierkant rooster met aan de onderzijde een bakje, waarin het glas, de hamer, de stopverf, etc. gelegd kunnen worden. [N 67, 91] II-9
glassnijder glassnijder: glawǝssnējǝr (Jeuk) Instrument waarmee het glas op maat wordt ingeritst. De glassnijder kan zijn samengesteld uit een houten handvat waaraan een diamant is bevestigd, maar er bestaan ook uitvoeringen waarbij het glas met behulp van een stalen wieltje wordt ingeritst. Aan de zijkant van de kop van de glassnijder zijn soms enige inkepingen aangebracht, die corresponderen met de verschillende glasdiktes. Zij worden gebruikt om het glas af te breken. In Q 203 werden deze inkepingen 'de tanden' ('dǝ t'ŋ') genoemd. Zie ook afb. 98. [N 67, 58a; N 67, 58b; monogr.] II-9
glazenkast vitrineschap: vitrineschap (Jeuk), vitrineskaap (Jeuk) Kast met opbouw, voor zilver- of glaswerk (buffet, zilverkast, glazenkast) [N 79 (1979)] III-2-1
glazig glazig: glazigen (Jeuk), ijskeurig: yskeurigen (Jeuk) aardappel die hard en doorschijnen is (glazen patat) [ZND 35 (1941)] III-2-3
glazuur email: PLAATS: de informant geeft als kerkdorp Jeuk/Hasselbroek op.  email (Jeuk), glazuur: glazuur (Jeuk), PLAATS: de informant geeft als kerkdorp Jeuk/Hasselbroek op.  glazur (Jeuk) Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email). [N 84 (1981)] || Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email, wit). [N 106 (2001)] III-1-1
glijbaan reddelberg: reddelberg (Jeuk), /  reddelberg (Jeuk), ritsaf doorstreept  reddelberg (Jeuk), schuifaf: = van de berg reddele [dat deden wij als kind op een hoge gracht, met een soort toile cirée (plastiek).  schuifaf (Jeuk) [Glijbaan]. [N 112 (2006)] || glijbaan [SND (2006)] || het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan] [N 112 (2006)] || Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
glijden slibberen: B.v. op het ijs of over de modder.  slibbere (Jeuk) Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] III-1-2
glimlachen glimlachen: ps. invuller twijfelt over het antwoord!  glimlachen ? (Jeuk), gremelen: gramiele (Jeuk) hoe zegt ge "glimlachen"in uw dialect ? Bestaat er geen woord om dit "stil lachen"uit te drukken, geef dan op door welke omschrijving men dit weergeeft. [ZND 39 (1942)] || onhoorbaar lachen door de mond te vertrekken [monkelen, glimlachen] [N 85 (1981)] III-1-4