e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grommen grozen: \'lange oo\'  gronze (Jeuk) Hoe noemt u een dof, laag, grommend geluid voortbrengen, gezegd van honden (grauwelen, gronzen, grommen, grozen, grollen) [N 83 (1981)] III-2-1
gronden een grondcouche zetten: ēn grǫntkuš zɛtǝ (Jeuk) Een grondverflaag aanbrengen. [N 67, 72a] II-9
grondpapier fondpapier: fǫnpapīr (Jeuk) Het papier dat onder het eigenlijke behang wordt aangebracht. Uit het woordtype 'gazettenpapier' blijkt dat ook krantenpapier als grondpapier werd gebruikt. Volgens de invuller uit Q 32 gebeurde dit echter alleen bij arme mensen. [N 67, 92c] II-9
grondverf fondverf: fǫnvɛrǝf (Jeuk) Verf die dient als ondergrond voor een dekverf. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 18b] II-9
grondwater grondwater: grondwetter (Jeuk) grondwater, water dat zich in de grond bevindt oa doordat regenwater door de losse bovengrond tot op een harde laag zakt [zakwater, kwelm] [N 81 (1980)] III-4-4
groot in zijn soort klepper: klipper (Jeuk) iets dat groot is in zijn soort [kardoffel, karbonkel, bonker, bommel, klepper, sjaorel] [N 91 (1982)] III-4-4
grootjuffer begijnenjuffrouw: begijnejuffrouw (Jeuk) De overste van een begijnhof [grootjuffer]. [N 96D (1989)] III-3-3
grootmoeder bonne-ma: bonma (Jeuk), grootmoeder: groeetmojer (Jeuk), mam: mam (Jeuk), oudmam: aa-mam (Jeuk) grootmoeder [ZND 35 (1941)] || grootmoeder (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grootvader bon-pa: boupa (Jeuk), grootvader: groetvoar (Jeuk), oudpa: aapa (Jeuk, ... ) grootvader [ZND 35 (1941)] || grootvader (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grote boerderij geleg: gǝlēx (Jeuk) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6