e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
logeren op logies gaan: op logies gaown (Jeuk) in de winter bij elkaar gaan logeren [winterneven] [N 87 (1981)] III-3-1
loodpan, gietlepel loodpan: lōtpan (Jeuk), pan: pan (Jeuk) Soort pan of grote scheplepel met schenklip waarin soldeersel of lood gesmolten kan worden. Zie ook afb. 190a. De gietlepel is doorgaans een kleinere uitvoering van de loodpan. Hij wordt gebruikt om lood of soldeersel af te scheppen en te gieten. Vgl. afb. 190b-c. [N 33, 197; N 33, 310-311; N 64, 18a-b] II-11
loodvergiftiging loodvergiftiging: lowǝt˲vǝrgeftegeŋ (Jeuk) Ziekte die ontstaat ten gevolge van het werken met loodhoudende verfstoffen. [N 67, 101; monogr.] II-9
loof roof: roewf (Jeuk, ... ) De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] III-4-3
loop van een geweer loop: loep van en gewer (Jeuk) De loop van een geweer [ZND 30 (1939)] III-3-1
loot uit slapend oog wilde scheut: wil skeut (Jeuk) Een loot ontstaan uit een slapend oog (knop die onder normale omstandigheden niet tot ontwikkeling komt) (sprant). [N 82 (1981)] III-4-3
loot, nieuw uitgelopen twijgje scheut: scheut (Jeuk), skeut (Jeuk), takje: tekske (Jeuk) Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] || loot [ZND 01 (1922)] III-4-3
lopen lopen: lūpǝ (Jeuk) Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82] I-9
lopen, gezegd van eenden waggelgang (zelfst. nmw.): wagǝlgaŋk (Jeuk) [N 70, 2; monogr.] I-12
lopend snot coryza: coriza (Jeuk), nat snot: nouwt snot (Jeuk) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: besmetting van ademhalingswegen met afscheiding van etter en snot uit bek, neus en ogen (lopend snot)? [N 93 (1983)] III-3-2