e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rundvee koebeesten: kābestǝ (Jeuk) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rustaltaar rustaltaar: rustaltaar (Jeuk) Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)] III-3-3
rusten poosje doen: pooske doen (Jeuk) Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-1-2
rusthuis oudepeetjeshuis: aud-pekeshaas (Jeuk) een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)] III-3-1
ruw opengebijsd: opgebijs (Jeuk) hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2
ruw worden hikkelen: hikkelen (Jeuk) hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2
ruw, hard ruw: da es iene rouwe keəl (Jeuk), da is `ne rauwe keil (Jeuk), raa (Jeuk) dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)] III-3-1
ruzie ruzing: ruzing (Jeuk) een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)] III-3-1
sacramentsaltaar tabernakel (<lat.): tabernakel (Jeuk) Het sacramentsaltaar (in grote kerken), een afzonderlijk altaar waarop zich het tabernakel met de H. Hosties bevindt. [N 96A (1989)] III-3-3
sacramentshuisje tabernakel (<lat.): tabernakel (Jeuk) Het sacramentshuisje, een vrijstaande of in de muur uitgespaarde kast waarin de geconsacreerde Hosties bewaard worden. [N 96A (1989)] III-3-3