e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vinger, maat kleiner dan een duim halve duim: halve daam (Jeuk), kwart duim: 1/4 daam (Jeuk) de maat die een lengte aangeeft, kleiner dan een duim (2 1/2 cm) [vinger] [N 91 (1982)] III-4-4
vingerhoed vingerhoed: veŋǝrhut (Jeuk) Dopje of hoedje van harde stof, bijv. metaal, dat men bij het naaien over de top van een vinger zet om die te beschermen en aan de naald kracht bij te zetten. De vingerhoed is van boven dicht, dit in tegenstelling tot de naairing. Zie afb. 13. [N 59, 14; N 62, 67a; Gi 1.IV, 61; MW; monogr.] II-7
vingerhoed, maat van 1 centiliter vingerhoed: (jenever).  vingerhoed (Jeuk) een maat die een inhoud aangeeft van 0,01 liter [vingerhoed] [N 91 (1982)] III-4-4
vingerhoedskruid vingerhoedskruid: vingerhoedskraad (Jeuk) Vingerhoedskruid (digitalis purpurea 30 tot 150 cm groot. De stengels en bloemstelen zijn viltig behaard, de bladeren zijn ei- tot lancetvormig, de bladrand is gekarteld. De bladeren zijn aan de onderkant grijsharig. De bloemen staan in eindstandige tro [N 92 (1982)] III-4-3
vingerlid lid: leed v.d. vinger (Jeuk), leet (Jeuk) lid van de vinger [ZND 37 (1941)] III-1-1
vingers (spotnamen) pikkels: pikkels (Jeuk) Spotbenamingen voor de vingers [N 109 (2001)] III-1-1
vink boekvink: boekveenk (Jeuk), boekvenk (Jeuk), boucvenk (Jeuk) vink [ZND 43 (1943)] III-4-1
violier flier: flier (Jeuk), violier: flier (Jeuk) [N 92 (1982)]Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [N 92 (1982)] I-7, III-2-1
viool viool: viool (Jeuk, ... ) het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp] [N 112 (2006)] || Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)] III-3-2
viooltje fleuter: fleuter (Jeuk), flötters* (Jeuk), fleutertje: maarts viooltje  flötterke* (Jeuk), pense (fr.): pansee (Jeuk) [N 92 (1982)] [N 92 (1982)]Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)] I-7