24031 |
vormen |
vormsel toedienen:
Vɛrmsel toedienen (P219p Jeuk)
|
Vormen, het Vormsel toedienen [firme, fierme]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23343 |
vormsel |
vormsel:
Vɛrmsel (P219p Jeuk)
|
Het Vormsel [firmoeng]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24397 |
vos |
vos:
vos (P219p Jeuk)
|
vos: Hoe noemt u in uw dialect het roodharige hondachtige roofdier dat kippen steelt en vermaard is om zijn sluwheid? [N100 (1997)]
III-4-2
|
33811 |
vos, vospaard |
voes:
vuš (P219p Jeuk)
|
Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j]
I-9
|
23508 |
votiefmis |
dankmis:
dankmès (P219p Jeuk)
|
Een mis die gesticht is krachtens een gelofte, votiefmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18279 |
vouw |
plooi:
ploewj (P219p Jeuk)
|
Hoe noemt U: een plooi [N 62 (1973)]
III-1-3
|
33693 |
vredewis |
bode:
bōj (P219p Jeuk),
wis:
wɛs (P219p Jeuk)
|
Bosje stro, gras of iets dergelijks op een stok of tak gebonden, en geplaatst op akkers en weiden, om aan te geven dat deze niet meer toegankelijk zijn o.a. voor weidend vee of jagers. [N M, 26; L 32, 80; monogr.]
I-8
|
21398 |
vreemde (man) |
vreemde, een ~:
vramde (P219p Jeuk)
|
Noem het (dialect)woord voor: iemand uit den vreemde? [vreemdeling] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
22133 |
vreemde duif die op het hok komt |
vreemde, een ~:
vrəmde (P219p Jeuk)
|
een vreemde duif die op het hok komt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19341 |
vreugde |
plezier:
plezier (P219p Jeuk)
|
een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|