e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

Gevonden: 4999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dennenappel appel: appel (Jeuk) De vrucht van een den, denne-appel (prop, bol, kegel, knop, fobbes, kroot, krutje, rots, dop, papekul, noot, kooi, tod, pil, appel). [N 82 (1981)] III-4-3
dennentakje met een harsknopje lijmballetje: lijmbəlleke (Jeuk) Een dennetakje met een bolvormig knopje terpentijn aan het einde (oliekop, olieknop, olielampje, luchtlampje). [N 82 (1981)] III-4-3
dennenwortel wortel: wottēl (Jeuk) De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)] III-4-3
deugd deugd: deugd (Jeuk) Deugd. [N 96D (1989)] III-3-3
deugniet deugniet: deugniet (Jeuk), (d.i. meer in de betekenis van lief).  deugniet (Jeuk), ook materiaal znd 23,4  deugniet (Jeuk), kapoen: kapoen (Jeuk, ... ), pagadder: pagadder (Jeuk), pettie: pettie (Jeuk), stout kind: stoot keent (Jeuk), stouterik: stoaterik (Jeuk), stooterik (Jeuk), strop: strop (Jeuk), ook materiaal znd 23,4  strop (Jeuk) deugniet [ZND 01 (1922)] || een ondeugend kind [ZND 40 (1942)] || een ondeugend kind [stinkgat, deugniet] [N 85 (1981)] || een ondeugende jongen die allerlei streken uithaalt [pagadder, horzak, luifer] [N 85 (1981)] || kent ge ook een woord of uitdrukking met dezelfde betekenis zonder het woord kind, b.v. een ondeugd, of iets dergelijks ? [ZND 40 (1942)] || stout, niet gehoorzamend aan bevelen, vooral gezegd van kinderen [ondeugend, ondeugendig, deugnietachtig] [N 85 (1981)] III-1-4
deuk in een hoed bluts: een blets (Jeuk), een bleuts (Jeuk), ’n bleust (Jeuk), kreuk: krauk (Jeuk) een deuk [ZND 33 (1940)] III-1-3
deur deur: dø̄jr (Jeuk) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.] II-9
deurknop, deurklink klink: klenk (Jeuk), klink (Jeuk) Knop of handgreep waarmee men een deur opent of sluit (klink, kruk, knop) [N 79 (1979)] III-2-1
deurkruk, deurklink klink: klęŋk (Jeuk) Handvat met ijzeren pin dat door de deurstijl in het slot wordt gestoken en dient om de dagschoot van het slot terug te kunnen trekken. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. In Q 95 werd het woord 'klink' zowel gebruikt voor de ring of kruk aan de buitenkant van een deur waarmee men het sluitijzer kon oplichten, als voor het sluitijzer aan de binnenkant van de deur. [N 54, 100; N 79, 8; monogr.; Vld.] II-9
deurwaarder huissier (fr.): husier (Jeuk), hussier (Jeuk), nossier (Jeuk), ussier (Jeuk) de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)] || deurwaarder [ZND 33 (1940)] III-3-1