22385 |
een spel kaarten |
kaartspel:
kautspel (P219p Jeuk),
spel:
spel (P219p Jeuk)
|
Alle kaarten bij elkaar die één speler in de hand heeft [boek]. [N 88 (1982)] || Een spel kaarten [stok, spel, speul]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22545 |
een tol op de hand laten draaien |
doppen:
dobbe (P219p Jeuk),
tollen:
Later.
tolle (P219p Jeuk)
|
een tol op de hand laten draaien [scheppen, deinderen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22989 |
een tol op de hand laten draaien add. |
kletsoor geven:
[sic]: Het doen draaien.
klotsuur geven (P219p Jeuk)
|
een tol op de hand laten draaien [scheppen, deinderen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
18077 |
een verkoudheid hebben |
een kou hebben:
ik heb een kaa (P219p Jeuk)
|
ik ben verkouden [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
33877 |
een veulen werpen |
veulen:
vø̜i̯lǝ (P219p Jeuk)
|
Als de weeën toenemen, gaat de merrie liggen. De geboorte begint, als de vliezen breken en het vruchtwater wegloopt. [JG 1a, 1b; N 8, 52]
I-9
|
32707 |
een weide scheuren |
omdoen:
[omdoen] (P219p Jeuk)
|
Een weide scheuren is het omploegen van weiland, vooral om het daarna als akkerland te gebruiken. Voor (delen van) varianten die hieronder in de [... [JG 1a + 1b + 1c + 1d; N 11, 42a + b + c; N 11A, 114 + 115a + b; monogr.]
I-1
|
34332 |
een zeugennest maken |
nest maken:
nɛs mākǝ (P219p Jeuk)
|
Van stro een soort nest maken voor het werpen, gezegd van de zeug. [N 76, 25; N 14, 56]
I-12
|
17981 |
een ziekte onder de leden hebben |
in geen goed vel steken:
in gie goe vel steke (P219p Jeuk)
|
Een ziekte onder de leden hebben (op het lijf, in geen goed vel steken). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
28606 |
een zwerm opvangen |
afdoen:
af˱down (P219p Jeuk)
|
Het opvangen van een zwerm in een schepkorf. Wanneer een zwerm zich vastgezet heeft aan een tak of iets dergelijks, dan brengt de imker een kleine schepkorf onder de tros. Met een flinke ruk aan de tak valt de zwerm in de korf. Wanneer de bijen in de korf zitten, wordt deze langzaam omgedraaid, omdat de bijen zich aan de strowand of aan elkaar moeten kunnen vastklemmen. Soms moet men een tweede of derde ruk aan de tak geven. Hoe langer een zwerm hangt, hoe vaster hij zit. Een imker moet dus met scheppen niet al te lang wachten. De objecten zwerm, bij e.a. zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N 63, 84a; JG 1a+1b; JG 2b-5, 4; Ge 37, 105; monogr.]
II-6
|
34542 |
eend |
eend:
ēŋ (P219p Jeuk)
|
[JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.]
I-12
|