18112 |
eksteroog |
eksteroog:
eksteroog (P219p Jeuk)
|
Likdoorn: pijnlijke hoornachtige verharding van de opperhuid met een naar binnengekeerde punt, meestal aan de tenen (eksterenoog, weer, weeroog, likdoorn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25252 |
el, maat van 0,69 m |
el:
el (P219p Jeuk)
|
de maat die een lengte aangeeft van 68 cm [el, mut] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
28846 |
elastiek |
elastiek:
elastik (P219p Jeuk),
ɛlastik (P219p Jeuk)
|
Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.]
II-7
|
19685 |
elektriciteit |
elektriek:
electrik (P219p Jeuk)
|
electriciteit [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
31511 |
elektrische soldeerbout |
elektriekhamel:
ɛlǝntrekhǭmǝl (P219p Jeuk)
|
Soldeerbout die verwarmd wordt door een elektrisch verwarmingselement. Zie ook afb. 187. [N 33, 195a-b; N 33, 202; N 64, 16c]
II-11
|
21257 |
elektrische tram |
elektrieken tram:
eelectrieken tram (P219p Jeuk)
|
Een electrische tram. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
24772 |
elfenbankje |
zwam:
zwammen (P219p Jeuk)
|
Elfenbankje: een veelkeuzige zwam die veel voorkomt op takken en stammen; komt vaak in groepjes voor (elfenbankje, pijpzwam, buisjeszwam). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
34335 |
elkaar in de staart bijten |
staartbijten:
statbęi̯tǝ (P219p Jeuk)
|
Gezegd van de biggen. [N 76, 30]
I-12
|
18829 |
ellende (lijden) |
miserie:
Hee zit in de miserie (P219p Jeuk),
Ich ben zik van miserie (P219p Jeuk),
misre:
miseire (P219p Jeuk)
|
een rampzalige, zeer beklagenswaardige toestand [ellende, miserie] [N 85 (1981)] || Hij zit in de ellende. [ZND 35 (1941)] || Ik ben ziek van ellende. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
18830 |
ellendig |
ellendig:
ellendig (P219p Jeuk)
|
ellende lijdend [katijvig, ellendig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|