e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gebruik gewoonte: gewoente (Jeuk, ... ), manier: manier (Jeuk) Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)] || Dat is zo het gebruik (de woonte, enz.). [ZND 23 (1937)] || Een wijze van doen die in meer of minder ruime kring in zwang is [gebruik, gewoonte, gewente, zwang, geplogenheid]. [N 88 (1982)] III-3-2
geburen geburen: geboere (Jeuk) alle buren samen [geburen, gebuur] [N 90 (1982)] III-3-1
gedenken; gedachtenis gedenken: gedenke (Jeuk) terugdenkend aan overleden personen op bepaalde data [gedenken, geheugen] [N 85 (1981)] III-1-4
gedienstig gedienstig: hee-e es gədinstig (Jeuk) Hij is gedienstig (geneigd om dienst te bewijzen). [ZND 35 (1941)] III-1-4
gedoopt worden gedoopt worden: geduujpt (Jeuk) Gedoopt worden. [N 96D (1989)] III-3-3
geduld geduld: het toch wa geduld (Jeuk) Heb toch wat geduld! [ZND 35 (1941)] III-1-4
gedupeerd gepluimd: geplaamd (Jeuk) veel nadeel of hinder van een of andere daad of woorden ondervindend [gezien, geleverd, gepluimd] [N 85 (1981)] III-1-4
gedurige aanbidding gedurige aanbidding: gedurige aanbidding (Jeuk) Altijddurende/gedurige aanbidding van het Sacrament des Altaars. [N 96B (1989)] III-3-3
gedwee braaf: braaf (Jeuk), NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  een breaf keend (Jeuk), ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  breaf (Jeuk) blijken van onderworpenheid tonend, zonder nadenken opdrachten uitvoerend [gewillig, braaf, gedwee, gemakkelijk, goed, zacht] [N 85 (1981)] || Een gewillig (gedwee) kind. [ZND 35 (1941)] || gedwee [ZND 01 (1922)] III-1-4
geelzucht geel verf: geelverf (Jeuk), Te Leuven: het geel.  geel verf (Jeuk) de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)] || Geelzucht: ziekte die zich uiterlijk kenmerkt door de gele kleur die de huid aanneemt ten gevolge van de opneming der galkleurstof in het bloed (galzucht, galziekte, geluw, gele verf, geelverf, verf, geelaard, gele ziekte). [N 84 (1981)] III-1-2