22436 |
gebruik |
gewoonte:
gewoente (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk,
P219p Jeuk),
manier:
manier (P219p Jeuk)
|
Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)] || Dat is zo het gebruik (de woonte, enz.). [ZND 23 (1937)] || Een wijze van doen die in meer of minder ruime kring in zwang is [gebruik, gewoonte, gewente, zwang, geplogenheid]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21492 |
geburen |
geburen:
geboere (P219p Jeuk)
|
alle buren samen [geburen, gebuur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19248 |
gedenken; gedachtenis |
gedenken:
gedenke (P219p Jeuk)
|
terugdenkend aan overleden personen op bepaalde data [gedenken, geheugen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19090 |
gedienstig |
gedienstig:
hee-e es gədinstig (P219p Jeuk)
|
Hij is gedienstig (geneigd om dienst te bewijzen). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
24000 |
gedoopt worden |
gedoopt worden:
geduujpt (P219p Jeuk)
|
Gedoopt worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19046 |
geduld |
geduld:
het toch wa geduld (P219p Jeuk)
|
Heb toch wat geduld! [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
19256 |
gedupeerd |
gepluimd:
geplaamd (P219p Jeuk)
|
veel nadeel of hinder van een of andere daad of woorden ondervindend [gezien, geleverd, gepluimd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23666 |
gedurige aanbidding |
gedurige aanbidding:
gedurige aanbidding (P219p Jeuk)
|
Altijddurende/gedurige aanbidding van het Sacrament des Altaars. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18916 |
gedwee |
braaf:
braaf (P219p Jeuk),
NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??
een breaf keend (P219p Jeuk),
ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49
breaf (P219p Jeuk)
|
blijken van onderworpenheid tonend, zonder nadenken opdrachten uitvoerend [gewillig, braaf, gedwee, gemakkelijk, goed, zacht] [N 85 (1981)] || Een gewillig (gedwee) kind. [ZND 35 (1941)] || gedwee [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18098 |
geelzucht |
geel verf:
geelverf (P219p Jeuk),
Te Leuven: het geel.
geel verf (P219p Jeuk)
|
de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)] || Geelzucht: ziekte die zich uiterlijk kenmerkt door de gele kleur die de huid aanneemt ten gevolge van de opneming der galkleurstof in het bloed (galzucht, galziekte, geluw, gele verf, geelverf, verf, geelaard, gele ziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|