23481 |
grafkruis |
grafkruis:
grafkruis (P219p Jeuk)
|
Een houten of stenen kruis op een graf [grafkruus, graaf-/jraafkruuts?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23482 |
grafkruis add. |
caveau (fr.):
Van Dale (FN): caveau, grafkelder.
caveau (P219p Jeuk)
|
Een houten of stenen kruis op een graf [grafkruus, graaf-/jraafkruuts?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23483 |
grafzerk |
grafsteen:
grafstiejn (P219p Jeuk)
|
Een grafsteen, grafzerk, grafmonument [graf-/graafsteen,-stieën,-sjtein, jraafsjtee, jraafdenkmaal?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23484 |
grafzerk add. |
caveau (fr.):
Van Dale (FN): caveau, grafkelder.
caveau (P219p Jeuk)
|
Een grafsteen, grafzerk, grafmonument [graf-/graafsteen,-stieën,-sjtein, jraafsjtee, jraafdenkmaal?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21460 |
grap |
krak (<fr.):
Van Dale: krak (<Fr.), (gew.) een voor de grap vertelde leugen.
krak (P219p Jeuk),
mop:
mop (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
zwans:
zwans (P219p Jeuk)
|
een grappig, koddig gezegde [slag, dreun] [N 87 (1981)] || iets mals, iets zots, wat een persoon doet of zegt [grap, scherts, kortswijl, ui, kleutje, truut, spel, krak, zwans] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19331 |
grapjas |
fareur (fr.):
farceur (P219p Jeuk),
komiek:
komiek (P219p Jeuk),
plezierige, een -:
plezierige (P219p Jeuk)
|
iemand die altijd grapjes maakt [schacht, grapjas] [N 85 (1981)] || vol grappen, vermakelijk, gezegd van een persoon [plezierig, plezant, grappig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19208 |
grappig |
amusant:
ook materiaal znd 24, 26
amuzant (P219p Jeuk),
plezierig:
ook materiaal znd 24, 26
plezierig (P219p Jeuk)
|
grappig [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
32848 |
gras |
gras:
grãs (P219p Jeuk),
grǭǝs (P219p Jeuk)
|
De algemene benaming voor het gewas, zo uitvoerig mogelijk gedocumenteerd, zodat in de volgende lemma''s naar deze opgaven en naar de klankkaart kan worden verwezen. Op de klankkaart van het type gras zijn de vormen met betoning niet apart aangegeven; men kan bij dit woord aannemen dat het in het gehele polytone gebied sleeptoon heeft. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 14, 88a; JG 1b, add.; Wi 54; S 11; L 1 a-m; L 1u, 75; L 20, 26a; L 35, 65; L. 39, 41; A 2, 54; A 4, 26a; A 4, 28; RND 111; monogr.]
I-3
|
32862 |
gras (af)maaien |
afmaaien:
af[maaien] (P219p Jeuk)
|
Hieronder worden de specifieke woorden voor het maaien van het gras opgenomen; vergelijk de toelichting bij het voorgaande lemma. Het object is in alle gevallen "gras". Het woordtype afmaaien is hier het frequentst; per variant van af- staan hier eerst de vormen waarvan het tweede element identiek is aan de in het voorgaande lemma fonetisch gedocumenteerde opgaven voor maaien; daarna de daarvan afwijkende opgaven voor -maaien. [N 15, 15a add.; N 18, 79 add.; A 23, 16 add.; L 35, 85; RND 122 add.; Lu 1, 16 II add.; monogr.]
I-3
|
32883 |
grasmaaimachine |
maaimachine:
mē̜ǝmǝšen (P219p Jeuk)
|
Het door één of twee paarden getrokken tweewielig werktuig uit het begin van de mechanisatie om gras te maaien. Zie afbeelding 6. [N J, 1a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-3
|