23964 |
heiligschenner |
heiligschender:
helligschijner (P219p Jeuk)
|
Een heiligschenner, -schender. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23963 |
heiligschennis |
heiligschennis:
helligschennis (P219p Jeuk)
|
Heiligschennis, heiligschending, heiligschenderij, sacrilegie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22506 |
heimelijk tekens geven |
letten:
letten (P219p Jeuk)
|
Heimelijk tekens geven bij het kaarten [blikken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19044 |
heimwee |
katpijn:
katpijn (P219p Jeuk)
|
heimwee hebben [N 37 (1971)]
III-1-4
|
19461 |
hek, hekwerk |
heining:
heining (P219p Jeuk),
rek:
rek (P219p Jeuk)
|
Afscheiding of omheining uit staken, staven of palen (heining, grille, hekkens, hek) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23906 |
hel |
hel:
hel (P219p Jeuk)
|
De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34354 |
helpen bij het biggen werpen |
kurren halen:
kørǝ hǫu̯lǝ (P219p Jeuk)
|
De zeug helpen bij het werpen van de biggen, gezegd van de boer. [N 76, 40]
I-12
|
19915 |
hemel |
hemel:
hiemel (P219p Jeuk),
hiiməl (P219p Jeuk)
|
De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND]
III-3-3
|
24652 |
hemelsleutel |
geneeskruid:
geneeskraud (P219p Jeuk),
sint-janskruid:
St. Janskraud (P219p Jeuk)
|
Hemelsleutel (sedum telephium: purpureum 10 tot 40 cm hoog. De stengels groeien rechtop of opstijgend; de bladeren groeien tegenoverstaand, eivormig, vlezig en gezaagd; de bloemen groeien in dichte trossen en zijn geel of purperrood. Bloeitijd in juli e [N 92 (1982)]
III-4-3
|
34474 |
hen met kuikens |
kloekhen:
klukhen (P219p Jeuk)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|