18352 |
hoge rijgschoen |
bottine:
Legerschoenen.
bottine (P219p Jeuk)
|
De halfhoge schoen die indertijd door iedereen werd gedragen? (bottine?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
21866 |
hogen |
hogen:
huge (P219p Jeuk),
uithogen:
Note v.d. invuller:
aathuge (P219p Jeuk)
|
de eerder geboden som verhogen op een veiling [hogen, een hoog zetten] [N 89 (1982)] || het bedrag waarmee men het bod verhoogt (door bijv. als verkoper mee te bieden) op een veiling [hoog] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21966 |
hok om te paren |
kweekkot:
kwikkot (P219p Jeuk)
|
een hok speciaal om er te paren en te broeden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33398 |
hok voor de beer |
beerkot:
bii̯rkǫt (P219p Jeuk)
|
Soms gebruikt men, in aansluiting bij de benamingen voor het hok van de zeug, ook specifieke benamingen voor de hokken van de beer, de mestvarkens en de biggen. Deze laatste staan in de drie volgende lemma''s bijeen. [N 76, 41e]
I-6
|
22147 |
hokjes waarin een duivenmand verdeeld is |
separaties:
separaties (P219p Jeuk)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: hokjes waarin de duivenmand verdeeld is? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22139 |
hoklijst |
hoklijst:
hoklijst (P219p Jeuk)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: hoklijst, lijst waarop alle duiven moeten worden ingeschreven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
31168 |
holpijp |
piqueur:
pikø̜r (P219p Jeuk)
|
Stalen staafje dat van onderen in een scherp gerand kokertje uitloopt. De holpijp wordt gebruikt om gaten te maken in dun plaatmateriaal. Men slaat er een plaatje van een bepaalde (vaak ronde) vorm mee uit. Zie ook afb. 135 en het lemma "holpijpje" in Wld II.10, pag. 30. Het betreft daar een vergelijkbaar werktuig voor het maken van gaatjes in leer. [N 33, 326; N 64, 73]
II-11
|
24323 |
hom |
hom:
hom (P219p Jeuk)
|
Hoe noemt u het voortplantignsvocht van mannelijke vissen (hom, melk, geiltje) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24324 |
hommel |
hommel:
hoemmel (P219p Jeuk),
ook in ZND 01, a-m
hoemel (P219p Jeuk)
|
Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] || hommel [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
25062 |
homp, brok, klont |
klot:
klot (P219p Jeuk)
|
kluit [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|