19782 |
hondenhok |
hondskot:
hoͅntskoͅt (P219p Jeuk),
hondsstal:
hoͅnsstal (P219p Jeuk)
|
hondenhok [ZND 38 (1942)]
III-2-1
|
24687 |
hondsdraf |
kruip door de tuin:
(Onderstreept bij de gesuggereerde woorden. Een doorhaling onder tuin doet echter vermoeden, dat de opgave later is vervangen door kruipt-door-dhaag. - Onduidelijk)
kruip door de tuin (P219p Jeuk),
kruipt door de haag:
kruipt-door-d’haag (P219p Jeuk),
onderhaaf:
onderhaaf (P219p Jeuk),
onderhaag:
onderhaag (P219p Jeuk)
|
Hondsdraf (glechoma hederacea 20 tot 60 cm groot. De stengels zijn kruipend met opgerichte, bloeiende takken; de bladeren zijn rond of niervormig met een hartvormige voet, de bladrand is gekarteld; de bloemen groeien in kransen in de bladoksels, blauwpa [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24622 |
hondsviooltje |
flettertje:
flétterke (P219p Jeuk)
|
Hondsviooltje, 5 tot 35 cm groot. De stengels zijn liggend of opstijgend; de bladeren alleen aan de stengels, en hebben ongevleugelde stelen. De bladeren zijn eivormig-langwerpig, meestal met hartvormige voet; de steunblaadjes zijn klein en getand; de blo [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21043 |
honing |
honing:
howneŋk (P219p Jeuk),
hǫwneŋk (P219p Jeuk)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
dikke tets:
dikken tjes (P219p Jeuk),
dikkop:
dikkop (P219p Jeuk)
|
Spotbenamingen voor het hoofd [N 109 (2001)]
III-1-1
|
23420 |
hoofdaltaar |
hoofdaltaar:
hoefaltaar (P219p Jeuk)
|
Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18187 |
hoofddoek |
neusdoek:
nøi̯zduk (P219p Jeuk)
|
Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c]
I-4
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdkaas:
hy(3)̄ətkēs (P219p Jeuk)
|
hoofdkaas [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
19654 |
hoofdkussen |
kussen:
kussen (P219p Jeuk)
|
hoofdkussen [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
18059 |
hoofdpijn |
koppijn:
koppijn (P219p Jeuk),
pijn zijn hoofd:
pijn m`n huut (P219p Jeuk)
|
ik heb hoofdpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|