e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huismus, mus mus: meussche (Jeuk), moesse (of: møͅsse) mv. (Jeuk), məsschen (Jeuk) mus [ZND 43 (1943)] III-4-1
huisvuil huisvuil: haasvaal (Jeuk, ... ) Huisvuil (rommel, rotzooi, vuiligheid, vuilnis, vuil, vullis, ruwenis) [N 79 (1979)] III-2-1
huisweide pelouse: peloes (Jeuk), ploes (Jeuk) Onderhouden grasveld (bleek, gazon, gruis) [N 79 (1979)] I-7
huiszegen huiszegel: Huiszegel (Jeuk) De Huiszegen, d.w.z. een ingelijste afbeelding van O.L. Heer aan het kruis, waaronder enkele gebeden, of een tekstplaat in sierschrift, waarop een gebed over huis en bewoners of een uit Rome ontvangen plaat waarop de afbeelding van de paus, vermelding van [N 96B (1989)] III-3-3
huiveren rijzelen: ruizelen (Jeuk, ... ) Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)] III-1-2
hulp vragen helpen: helpen (Jeuk) iemand vragen te helpen [genaden] [N 85 (1981)] III-3-1
hulp, bijstand hulp: (de). (ps. ik weet niet wat invuller hiermee bedoelt?).  help (Jeuk) de ondersteuning die men iemand geeft om zijn werk af te maken [hulp, genade] [N 85 (1981)] III-1-4
hulst hulst: hulst (Jeuk) De altijdgroene heester met stijve, stekelpuntige, glimmende bladeren, witte bloemen en rode bessen; hulst (heukel, velst, ulster, prikblad). [N 82 (1981)] III-4-3
huppelen geitensprongen maken: geetesprung moaken (Jeuk), springen: sprenge (Jeuk) Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen) [N 108 (2001)] || Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen). [N 84 (1981)] III-1-2
hutselen hutselen: hutselen (Jeuk), Antwoord onderlijnd bij de suggesties.  hutselen (Jeuk) schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren] [N 112 (2006)] || Schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren]. [N 88 (1982)] III-3-2