24556 |
jeneverbes |
sleen:
slien (P219p Jeuk)
|
jeneverbes (Juiniperus communis L.) [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
20405 |
jeugd, jongelieden |
jong, de -:
jong (P219p Jeuk)
|
jeugd, dat is goed voor de jeugd (de jonge lieden) [ZND 36 (1941)]
III-2-2
|
24097 |
jezuïet |
jezuet:
zjezwiet (P219p Jeuk)
|
Een Jezuiet [Jozefiet, Zjezwiet]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18086 |
jicht |
jicht:
jech (P219p Jeuk),
jecht (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)] || reumatiek: hoe heet de gewrichtspijn die vooral bij bejaarde mensen voorkomt (fr. rhumatisme) ? [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
21280 |
joelen |
kierewieren:
vgl. WLD III, 1.2 (pag. 21 - lm. heen en weer draaien): kierewieren (ook krewieren): Jeuk [P 219!] en Tongeren.
krewiere (P219p Jeuk)
|
zich luidruchtig gedragen met veel gebaren en bewegingen; joelen [kwaken, jouwen, joelen, herriën, stachelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22379 |
jojo |
jojo:
jojo (P219p Jeuk)
|
Het speeltuig bestaande uit een schijf die langs een koord dat eromheen gewonden is, afloopt en door de traagheid zichzelf weer opwindt [jojo]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
vers gespeend:
vos gespeend (P219p Jeuk),
vlug:
vløk (P219p Jeuk)
|
een jong dat pas kan vliegen? [N 93 (1983)] || Vlug jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
duivelshaar:
dyyvəlshoər (P219p Jeuk),
stoppel:
stòpəl (P219p Jeuk)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
21913 |
jong dat pluimen begint te krijgen (zn.) |
dikke jongen:
dikke jonge (P219p Jeuk),
graanjong:
gréénjenk (P219p Jeuk),
gréénjənk (P219p Jeuk)
|
een jong met schietende pluimen? [N 93 (1983)] || Hoe zegt men van een jong: "met schietende pluimen"? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24175 |
jong en kaal vogeltje |
jonkje:
jønkske (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
een pas uitgebroed vogeltje (kwabbeke) [N 83 (1981)] || een vogel die nog gevoerd moet worden (kwèker) [N 83 (1981)]
III-4-1
|