e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jong en kaal vogeltje adj. kwak: kwak (Jeuk), nog kaal: noch kaaol (Jeuk), nog niet vlug: nog nie vleuk (Jeuk), paddelot: uit Leuven  paddelot (Jeuk) jonge vogel die nog niet kan vliegen [ZND 36 (1941)] || nog geen veren hebbend, gezegd van jonge vogels ( maaibloot, paddebloot) [N 83 (1981)] || nog niet in staat om te vliegen, gezegd van jonge vogels (kak, kwak) [N 83 (1981)] III-4-1
jong van een dier jong: jø̄ŋk (Jeuk), jənk (Jeuk) [R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]Hoe noemt u het jong van een dier (jonk, jonkie, welp, wulp, kakerd, kakernest) [N 83 (1981)] I-11, III-4-2
jong varken kurre: kørǝ (Jeuk), kurretje: kørǝkǝ (Jeuk) Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.] I-12
jonge duif pieper: piejper (Jeuk, ... ) een jonge duif jonger dan één jaar? [N 93 (1983)] || Hoe heet een jonge duif, nog te jong om mee te spelen? [N 93 (1983)] III-3-2
jonge gans jonge gans: joŋ gās (Jeuk) De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.] I-12
jonge geit geitje: gęi̯tjǝ (Jeuk) [N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.] I-12
jonge kip pul: pø̜l (Jeuk) Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.] I-12
jonge koorzanger zangertje: zengerke (Jeuk) Een jeugdige koorzanger, zangertje, koraaltje. [N 96B (1989)] III-3-3
jonge vrouw gamine (fr.): (12-14 jaar).  gamine (Jeuk), gastin: van het mnl. "gast"en vrouwelijke achtervoegsel "ine"? Kan ook het franse woord "gars"zijn met een vrouwelijk achtervoegsel "tine"?  gastine (Jeuk), jong gastine-tje: zie ook Sint-Truiden Wb. s.v. "gastin"1. meisje 2. dochter; vgl. idem s.v. "gast"3. kerel 4. kind, zoon  jong gastinneke (Jeuk), jong meidje: (14-21 jaar).  jonk mètske (Jeuk) jonge vrouw [kuie, koje, keuje] [N 86 (1981)] III-2-2
jongen jong: jong (Jeuk, ... ) jongen (knaap) [ZND 01 (1922)] || jongen; een lamme - [ZND 29 (1938)] III-2-2