id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18013 | kortademig | dempig: dempig (Jeuk) | hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)] III-1-2 |
18216 | korte laars | get: -> en pear gette. get (Jeuk), stramp: -> en pear strampe. stramp (Jeuk), -> ieje paor strampe. stramp (Jeuk) | Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)] III-1-3 |
21978 | korteafstandsvlucht | snelheid: snelheid (Jeuk) | korte afstandsvlucht (minder dan 100 km)? [N 93 (1983)] III-3-2 |
21132 | korter maken | richten: richten (Jeuk) | een af te leggen afstand korter maken door een rechtere weg te nemen (richten) [N 90 (1982)] III-3-1 |
26630 | kortmeel | kort: kǫt (Jeuk) | Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e] II-3 |
34520 | kortwieken | afsnijden: afsnijden (Jeuk), kortwieken: kortwieken (Jeuk) | Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12 |
21876 | kostbaar | kostelijk: kəstelijk (Jeuk) | veel geld waard (zijn) [durabel, kostelijk, kostbaar] [N 89 (1982)] III-3-1 |
23274 | koster | koster: de keuster (Jeuk), de köster (Jeuk), köster (Jeuk), köstər (Jeuk) | De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] || koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)] III-3-3 |
23593 | kosteres | kosteres: kösteres (Jeuk) | Een vrouw die het kostersambt uitoefent [kosteres, kosterin, kosterse?]. [N 96B (1989)] III-3-3 |
21339 | kostganger | kostganger: kostganger (Jeuk) | een kostganger (die bij anderen inwoont) [ZND 28 (1938)] III-3-1 |