33551 |
kruisbes |
harenkroezel:
kruisbes, met stekels
ourekroesel (P219p Jeuk),
kruisbes, met stekels De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
ourekroesel (P219p Jeuk),
stekelbessen
hoore kroesels (P219p Jeuk)
|
kruisbes [N 82 (1981)] || stekelbes [N 92 (1982)]
I-7
|
24656 |
kruisbladige wolfsmelk |
mollekruid:
mollekraud (P219p Jeuk),
rattekruid:
rattekraud (P219p Jeuk)
|
Kruidsbladwolfsmelk (euphorbia lathyrus). Forse plant van 1 m hoogte, met grote, vaak 6-8 cm lange en omstreeks 2 cm brede, grijsachtige groene bladeren (rattekruid, aberzop, klein spargie). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23807 |
kruisdagen |
kruisdagen:
de kruusdaag (P219p Jeuk)
|
De drie dagen vóór Hemelvaartsdag, de kruisdagen [krütsdaag, kruusdaog]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23313 |
kruisen, kruisdagen? |
kruisen:
krö:sə (P219p Jeuk)
|
kruisen [RND]
III-3-3
|
24100 |
kruisheer |
witte pater (lat.):
witte pauwters (P219p Jeuk)
|
Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23750 |
kruisje aan een kettinkje |
kruisje:
krəske (P219p Jeuk)
|
Een kruisje, aan een kettinkje om de hals gedragen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23717 |
kruisje van de rozenkrans |
kruisje:
Klank: doffe e
kreske (P219p Jeuk)
|
Het kruisje aan de rozenkrans. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24673 |
kruiskruid |
kruiskruid:
kraaskraad (P219p Jeuk)
|
Kruiskruid (senecio 5 tot 50 cm groot. De bladeren zijn bochtig veerspletig, kaal of licht spinnewebachtig behaard; de bloemen staan in kleine, langwerpige hoofdjes, straalbloemen ontbreken, de schijfbloemen ontbreken; omwindselblaadjes met zwarte top ( [N 92 (1982)]
III-4-3
|
31539 |
kruissleutel |
kruissleuter:
krø̜jssløtǝr (P219p Jeuk)
|
Sleutel voor het vast- en losdraaien van wielmoeren van autoʔs en karren. De kruissleutel bestaat uit twee gekruiste stangen met doppen aan de uiteinden. [N 33, 300j; N 33, 330k]
II-11
|
23705 |
kruisteken |
kruis:
kruis (P219p Jeuk)
|
Een kruisteken [kruis, krèùs/kröös, kruus, kruuts, kruusteiken?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|