21145 |
landauer |
koets:
Opm. v.d. invuller: voor rijke mensen.
koets (P219p Jeuk)
|
een vierwielig rijtuig voor vier personen met afzonderlijke beweegbare voor- en achterkap [landauer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33640 |
landerijen |
grond:
gront (P219p Jeuk),
labeur:
labø̄r (P219p Jeuk)
|
Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.]
I-8
|
32822 |
landrol |
wel:
wɛl (P219p Jeuk)
|
De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.]
I-2
|
24917 |
landstreek |
streek:
streijk (P219p Jeuk)
|
landstreek, gebied dat door bijv. tradities, landschap, taal enz een zekere eenheid vormt [contrei, streek, strom] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22061 |
lang duivenluisje |
luis:
laas (P219p Jeuk)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: lang duiveluisje [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20317 |
lang leven |
lang leven:
znd 30, 15;
lang leven (P219p Jeuk)
|
lang leven [ZND 30 (1939)]
III-2-2
|
22176 |
lang van bouw |
lang:
lang (P219p Jeuk)
|
Hoe zegt men in Uw dialect van een duif: lang van bouw of geraamte? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34329 |
lang varken |
lang varken:
laŋk vē̜rǝkǝ (P219p Jeuk)
|
Varken met een lange rug. [N 76, 20]
I-12
|
34614 |
langboom van de wagen |
langwagel:
la.ŋkwǭ.gǝl (P219p Jeuk)
|
Lange dikke balk die de verbinding vormde tussen het voorstel en het achterstel van de langwagen. Via de lengte van de langboom kan de lengte van de langwagen bepaald worden. Op de langboom rusten de drie rongblokken van de wagen, waarop de rongen gezet konden worden ter ondersteuning van de zijwanden. De langboom steekt achteraan door een opening tussen het rongblok en het asblok en wordt daar verstevigd door de twee achterste tangarmen. Aan de voorzijde is de langboom door middel van een bout verbonden met het rongblok, de draaischijf, de zwik en het asblok, zodat het voorstel wendbaar is. [N 17, 44e; N G, 70b; JG 1b; JG 1d;monogr]
I-13
|
22151 |
lange achterzijde van de mand |
achterkant:
achterkant (P219p Jeuk)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: lange achterzijde van de mand? [N 93 (1983)]
III-3-2
|