23197 |
bedevaart |
bedevaart:
beejvaot (P219p Jeuk)
|
Een bedevaart, pelgrimstocht, pelgrimage [beevaart, bèèvert, bidvaart, beeweg, beevaart, begankenis]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23875 |
bedevaartganger |
bedewegganger:
beeijweggənger (P219p Jeuk)
|
Een bedevaartganger, pelgrim. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23878 |
bedevaartprentje |
beeldje:
billeke (P219p Jeuk)
|
Een prentje ter nagedachtenis aan een bedevaart. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23879 |
bedevaartvaantje |
drapeautje (<fr.):
drapeauke (P219p Jeuk)
|
Een vaantje of vlagje dat tijdens een bedevaart gedragen en daarna als gedachtenis aan die bedevaart bewaard wordt, bedevaartsvaantje, -vlagje, pelgrimsvlagje. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24054 |
bediend worden |
bediend worden:
bediend worde (P219p Jeuk)
|
Bediend worden, berecht worden, de laatste sacramenten ontvan-gen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21558 |
bedienen |
bedienen:
iemand bediene (P219p Jeuk),
iemand bedienen (P219p Jeuk),
gerieven:
gerieve (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
de gevraagde waren in een winkel aan de klant geven [bedienen, gerieven, bestellen] [N 89 (1982)] || Hoe heet: iemand van de laatste Sacramenten voorzien? [ZND 32 (1939)] || Iemand bedienen, berechten, iemand de laatste sacramenten toedienen. [N 96D (1989)] || Iemand in een winkel bedienen. [ZND 35 (1941)]
III-3-1, III-3-3
|
19213 |
bedorven (persoon) |
bedorfderik?:
mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.
bedurfderik (P219p Jeuk)
|
met te grote toegeeflijkheid opgevoed, met een bedorven karakter [mouter] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18965 |
bedriegen |
konkelfoezen:
konkelfoezen (P219p Jeuk)
|
iemand door list en leugen voor de gek houden en daarvan gebruik maken [kullen, bikken, kleuten, bijbrengen, belakken, verneuken, besleuteren, loren, lorzen, bedonderen, bemieteren, besodemieteren, kinkelfoezen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18966 |
bedrieger |
bedrieger:
bedrieger (P219p Jeuk)
|
iemand die een ander bedriegt [prul, smiechel, striegelaam, bedrieger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18825 |
bedroefd |
bedroefd:
bedroefd (P219p Jeuk),
droevig:
ook materiaal znd 23,33
druvig (P219p Jeuk)
|
droef [ZND 01 (1922)] || verdriet hebbend, treurig [droef, bedroefd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|