20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begraofenis (P219p Jeuk),
uitvaart:
(begankenis = veel heen en weer geloop van 2 buren).
aatvaot (P219p Jeuk)
|
begrafenis; een schoone - [ZND 32 (1939)] || de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20434 |
begrafenismaal |
koffie:
de kaffie achternaowe (P219p Jeuk)
|
het begrafenismaal [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
begrave (P219p Jeuk),
begraven (P219p Jeuk)
|
een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18807 |
begrijpen |
verstaan:
verstoawn (P219p Jeuk)
|
met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18798 |
begrip, besef |
begrip:
begrip (P219p Jeuk),
benul:
benul (P219p Jeuk)
|
een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30760 |
behang afdoen |
afscheuren:
afsxø̄rǝ (P219p Jeuk),
afstomen:
afstūmǝ (P219p Jeuk),
afweken:
afwēkǝ (P219p Jeuk)
|
Oud behang verwijderen. [N 67, 93a; N 67, 93b; N 67, 93c]
II-9
|
30763 |
behangborstel |
papierborstel:
papīrbǫsǝl (P219p Jeuk)
|
De borstel waarmee men het opgeplakte behang plat en effen strijkt. In Q 197 en Q 197a werd voor dit werk een oude doek gebruikt. [N 67, 94c]
II-9
|
30757 |
behangen |
papier zetten:
papīr zɛtǝ (P219p Jeuk)
|
Zie kaart. De techniek van het opplakken van behangselpapier met alle bijkomende werkzaamheden zoals het aanbrengen van behangjute. [N 67, 92a; monogr.]
II-9
|
30756 |
behanger |
verver:
vɛrvǝr (P219p Jeuk)
|
Vakman die alle werkzaamheden verricht die voor het behangen van muren noodzakelijk zijn. Vroeger vervaardigde hij ook gordijnen. Zie ook het lemma 'Behangen'. [N 67, 98c; monogr.]
II-9
|
30765 |
behangplaksel |
colle:
kǫl (P219p Jeuk)
|
Het plaksel waarmee het behangselpapier op de muren wordt geplakt. Behangplaksel werd vroeger samengesteld uit roggemeel en kokend water. Tegenwoordig wordt gebruik gemaakt van fabrieksmatig bereide plakmiddelen die meestal alleen met koud water hoeven te worden aangemaakt. In een aantal plaatsen (L 265, L 267, Q 113, Q 117a) werd aan het plakmeel (oud) bier toegevoegd. Volgens de invullers uit Q 113 en Q 117a verhoogde men op deze wijze de kleefkracht. In K 353 gebruikte men daartoe 'dextrine' ('dekstren'). In L 267 mengde men bier door het plaksel om het kleefvrij opdrogen ervan te bevorderen. In L 328 werd aan behangplaksel met water aangemaakte en vervolgens gekookte soda toegevoegd. Dit diende om het aanwezige ongedierte onder het behang te verdelgen. In Q 111 deed men peper in het plaksel tegen de 'schietwormen' ('šētw?rǝm'), de zgn. zilvervisjes. De invuller uit Q 113 voegde bij het verwerken van zeer zwaar behang Venetiaanse terpentijn aan het plaksel toe voor betere bevestiging. [N 67, 95a; N 67, 95b]
II-9
|