20122 |
muizen |
jacht maken:
jacht moke (P219p Jeuk),
jagen:
joagen (P219p Jeuk),
op jacht zijn:
op jacht zijn (P219p Jeuk)
|
de katten muizen [ZND 31 (1939)]
III-2-1
|
24694 |
muskusplantje |
muskus:
muskes (P219p Jeuk)
|
Muskusplantje (mimulus moschatus). De bloempjes zijn klein en bleekgeel. De plant is kleverig behaard, soms naar muskus ruikend. De stengels worden niet hoger dan 20 cm. De bladeren zijn klein en spits ovaal (muskus, maskerbloem, apebloem, muilke). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18418 |
muts: algemeen |
muts:
Zonder klip.
muits (P219p Jeuk)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
30091 |
muur |
muur:
mȳr (P219p Jeuk)
|
Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld]
II-9
|
23492 |
muurkapelletje |
kapelletje:
kapelleke (P219p Jeuk)
|
Een kastje of kleine nis, aangebracht tegen een muur en voorzien van een beeld of relikwie. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
31223 |
muurnaald |
dunne dril:
dønǝ drel (P219p Jeuk)
|
Een lange, dunne ijzeren pin met oog waarmee bij het plaatsen van huisbellen het ijzerdraadje door de muur kon worden gestoken. Zie ook Vuylsteke (pag. 100) s.v. muurnaald. [N 33, 316]
II-11
|
24762 |
muurpeper |
rijstpap:
rijstpap (P219p Jeuk)
|
Muurpeper (sedum acre 5 tot 15 cm groot. De stengels zijn kruipend, de bloeiende rechtop, kort; de bladeren zijn kortbolrond, zonder stekelpuntje, dicht opeen, lichtgroen van kleur; de bloemen zijn vrij groot en geel; smaakt dikwijls scherp. Bloeitijd i [N 92 (1982)]
III-4-3
|
22670 |
muziekinstrument |
instrument:
instrument (P219p Jeuk),
muziekje:
muziekske (P219p Jeuk)
|
een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje] [N 112 (2006)] || Een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22666 |
muzikant |
muzikant:
muzikant (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
iemand die een muziekinstrument bespeelt of muziek componeert [musicus, muzikant] [N 112 (2006)] || Iemand die een muziekinstrument bespeelt of muziek componeert [musicus, muzikant]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
26400 |
naaf |
dom:
dom (P219p Jeuk)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|