e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nijptang pitstang: petstaŋ (Jeuk) In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.] II-11
nonnen twee stekken: twi stɛkǝ (Jeuk) De nonnen zijn twee verticale latjes op de ligger waartussen de spil met vleugel, klos en trendel bevestigd zitten. Gedraaide arm van een spinnewiel. [N 34, B12] II-7
noodbed, kermisbed paljas: paljas (Jeuk, ... ) Bed dat in tijd van nood op de grond wordt opgemaakt (kermisbed, paljas, paljas parterre) [N 79 (1979)] || noodbed, kermisbed [ZND 40 (1942)] III-2-1
nooddoop direct dopen (ww.): direkt doepe (Jeuk) Een nooddoop, gadoop, geedoop [jieëdoof]. [N 96D (1989)] III-3-3
nors stom: stoem (Jeuk), zuur: zoer (Jeuk) onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)] III-3-1
noten afslaan afbeuken: afbauke (Jeuk), boken: bouke (Jeuk, ... ), rammelen: rammele (Jeuk) noten afslaan [ZND 36 (1941)] || Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] III-2-3
notendop sloester: sloestēr (Jeuk, ... ) De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] I-7
notulen notulen: notulen (Jeuk) het korte schriftelijke verslag van hetgeen behandeld is in een vergadering [notulen, nouten] [N 90 (1982)] III-3-1
noveen negenste: Klank: être  nêgeste (Jeuk) Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)] III-3-3
ochtend (vanmorgen de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]: verdenoen (Jeuk), ochtend: deze meurge (Jeuk), deze meurgend (Jeuk) s morgens) [N 91 (1982)], [ZND 39 (1942)] III-4-4