30857 |
nijptang |
pitstang:
petstaŋ (P219p Jeuk)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.]
II-11
|
29128 |
nonnen |
twee stekken:
twi stɛkǝ (P219p Jeuk)
|
De nonnen zijn twee verticale latjes op de ligger waartussen de spil met vleugel, klos en trendel bevestigd zitten. Gedraaide arm van een spinnewiel. [N 34, B12]
II-7
|
19455 |
noodbed, kermisbed |
paljas:
paljas (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
Bed dat in tijd van nood op de grond wordt opgemaakt (kermisbed, paljas, paljas parterre) [N 79 (1979)] || noodbed, kermisbed [ZND 40 (1942)]
III-2-1
|
24007 |
nooddoop |
direct dopen (ww.):
direkt doepe (P219p Jeuk)
|
Een nooddoop, gadoop, geedoop [jieëdoof]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21348 |
nors |
stom:
stoem (P219p Jeuk),
zuur:
zoer (P219p Jeuk)
|
onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21122 |
noten afslaan |
afbeuken:
afbauke (P219p Jeuk),
boken:
bouke (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
rammelen:
rammele (P219p Jeuk)
|
noten afslaan [ZND 36 (1941)] || Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33501 |
notendop |
sloester:
sloestēr (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)]
I-7
|
21706 |
notulen |
notulen:
notulen (P219p Jeuk)
|
het korte schriftelijke verslag van hetgeen behandeld is in een vergadering [notulen, nouten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23670 |
noveen |
negenste:
Klank: être
nêgeste (P219p Jeuk)
|
Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]:
verdenoen (P219p Jeuk),
ochtend:
deze meurge (P219p Jeuk),
deze meurgend (P219p Jeuk)
|
s morgens) [N 91 (1982)], [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|