21730 |
beslag |
beslag:
beslag (P219p Jeuk)
|
het in beslag nemen van goederen bijv. als uitvoering van een vonnis [beslag, kommer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
31614 |
beslaghamer, hoefhamer |
penhamel met een spleet:
pɛnhǭmǝl mę ǝn splēt (P219p Jeuk)
|
Klauwhamer met vierkante of ronde baan, waarmee hoefnagels worden ingeslagen. De klauw van de hamer wordt gebruikt om nagels die in een verkeerde richting gaan, weer terug te trekken. Een hoefnagel verkeerd in de hoef slaan, werd in L 424 ɛvernagelenɛ (varnē9gala) genoemd. Zie ook afb. 231.' [N 33, 61; monogr.]
II-11
|
19285 |
beslissen |
ophouden:
ophaan (P219p Jeuk)
|
iets waarover verschil van gevoel is voorgoed tot een einde brengen [scheiden, beslissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23937 |
besloten tijd |
besloten tijd:
besloten tijd (P219p Jeuk),
vasten:
de Vasten (P219p Jeuk)
|
De periode waarin er zonder speciale toestemming niet kerkelijk getrouwd kon worden, namelijk in de Advent en in de Vasten (gesloten tijd, besloten tijd). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21673 |
besteden |
verteren:
verteren (P219p Jeuk)
|
geld uitgeven voor een artikel [besteden, verteren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21532 |
besteken |
feesten:
fiəsten (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
geven:
geven (P219p Jeuk),
vieren:
iemand vieren (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
vieren (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
Iemand besteken (ter gelegenheid van zijn naamfeest). [ZND 33 (1940)] || kado geven [schenken, besteken] [N 89 (1982)]
III-3-1, III-3-2
|
23507 |
bestelde mis |
bestelde mis:
bestelde mès (P219p Jeuk),
een mis bestellen:
een mès bestelle (P219p Jeuk)
|
Een bestelde H. Mis. [N 96B (1989)] || Een mis die gelezen wordt op verzoek van de gelovigen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21861 |
bestellen |
commanderen (<fr.):
commandèren (P219p Jeuk)
|
opdracht geven om waren af te leveren of te bewaren [bestellen, commanderen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21241 |
bestelwagen |
camionnette (fr.):
camionette (P219p Jeuk)
|
een grote auto voor goederenvervoer [vrachtwagen, camion] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18922 |
bestemmen |
wijzen:
wijzen (P219p Jeuk)
|
iets of iemand aanwijzen voor een bepaald doel [betijen, bestemmen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|