18426 |
roksplit [wld ii.7, p.87] |
slip:
slip (P219p Jeuk)
|
Hoe noemt U: een split in de rok [N 62 (1973)]
III-1-3
|
32834 |
rollen |
wellen:
wɛlǝ (P219p Jeuk)
|
Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|
19921 |
rolluik |
rolluik:
rolluik (P219p Jeuk),
volet:
vǫlęt (P219p Jeuk)
|
Vensterluik, bestaande uit smalle, horizontale latjes die met behulp van kettingscharnieren of linnen banden aan elkaar bevestigd zijn en boven het venster op een in een kast aangebrachte horizontale as kunnen worden opgerold. Het rolluik kan doorgaans van binnenuit door middel van een trekband geopend en gesloten worden. [N 55, 70; monogr.; L 1 a-m, add.; L 32, 75b add; L 1u, 17 add.]
II-9
|
22443 |
rommelpot |
brompot:
broempot (P219p Jeuk),
rommelpot:
rommelpot (P219p Jeuk)
|
de pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot] [N 112 (2006)] || De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21942 |
rondcirkelen |
trainen:
trainen (P219p Jeuk)
|
Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: het rondcirkelen rond het hok? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
31385 |
ronde vijl, rattenstaart |
rattenstaart:
ratǝstat (P219p Jeuk)
|
Kleine, ronde, spits toelopende vijl. De ronde vijl wordt gebruikt voor het vijlen van gaten en gebogen oppervlakten. Zie ook afb. 102. [N 33, 94; N 64, 53e; monogr.]
II-11
|
21198 |
rondreizen, pendelen |
voyageren (<fr.):
voyageren (P219p Jeuk)
|
rondreizen [pendelen, de navet doen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22656 |
rondreizende toneelgroep |
toneelgroep:
toneelgroep (P219p Jeuk),
{z. toel.}:
De beddeleers (bedelaars) ramaseerden zo geld door moonica (harmonica) te spelen.
/ (P219p Jeuk)
|
een rondzwervende toneelgroep die overal voorstellingen geeft [spelleke] [N 112 (2006)] || Een rondzwervende toneelgroep die overal voorstellingen geeft [spelleke]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
17931 |
rondslenteren, ronddolen |
lingeren (vgl. eng.):
lɛngere (P219p Jeuk),
ronddraaien:
ronddrijë (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
ronddolen [ZND 42 (1943)] || Zonder doel rondlopen (zwabberen, zwadderen, (s)lummelen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
23851 |
rondtrekken van de processie |
uittrekken:
de persessiej giej aat (P219p Jeuk)
|
Het rondtrekken van de processie [brónke]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|