22314 |
schaats |
schrikschoen:
schrikskoewn doorstreept!
griekskoewn (P219p Jeuk)
|
een schaats [schaverdijn, schofferdijn, schrikschoen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22313 |
schaatsen |
schaatsen:
skaatsen (P219p Jeuk)
|
Zich voortbewegen op schaatsen [schaatsen, schaverdijnen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24432 |
schaatsenrijder |
watermug:
wettermèg (P219p Jeuk)
|
schaatsertje: Hoe noemt u het insect dat met schokkende bewegingen over het water lijkt te schaatsen? Het lijf van het insect staat op lange poten op het water. [N100 (1997)]
III-4-2
|
22866 |
schaatsijzer |
snee:
mes doorstreept, in potlood staat ook nog sneèj.
snee (P219p Jeuk)
|
stalen onderdeel van een schaats [ijzer, mes, snee] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
30639 |
schabloneerkwast |
platte speciale borstel:
platǝ spēsiǫwǝlǝ bǫsǝl (P219p Jeuk)
|
Kwast die bij het schabloneren wordt gebruikt. Bij dit procédé wordt een in bordpapier of dun plaatmateriaal uitgesneden patroon met verf gevuld. De schabloneerkwast dient van zeer veerkrachtig haar vervaardigd te zijn, niet te klein en middelmatig langharig (Zwiers II, pag. 316). [N 67, 35]
II-9
|
22155 |
schacht |
pen:
pen (P219p Jeuk)
|
Hoe heten de onderdelen van de slagpen? (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar tekening 3): schacht (3) [N 93 (1983)]
III-3-2
|
25043 |
schaduw, lommer |
lommer:
lŏĕmmər (P219p Jeuk),
we zitten en de loemer (P219p Jeuk),
we zitten ien de loemmer (P219p Jeuk)
|
schaduw (lommer) [RND] || Schaduw. Wij zitten in het lommer,... in de schaduw. [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
21092 |
schaften |
rusten:
ruste (P219p Jeuk)
|
het werk onderbreken om te rusten [schaften, schaffen, poren] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19129 |
schande |
schande:
schaan (P219p Jeuk)
|
Schande [scha.nd]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|