25257 |
schepel, maat van 100 liter |
vat van 100 liter:
vat van 100 liter (P219p Jeuk)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 100 liter [schepel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18298 |
scheren |
scheren:
skere (P219p Jeuk)
|
Zich scheren. De baardharen afscheren [scheren, raser, rasieren] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
34424 |
scheren van de schapen |
scheren:
skērǝ (P219p Jeuk)
|
Zie afbeelding 6. [N 77, 46; monogr.]
I-12
|
21813 |
scherp de waarheid zeggen |
uitschijten:
aatskijte (P219p Jeuk)
|
iemand scherp de waarheid zeggen [blijspeten, uitschijten, bijvegen, uitmesten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
17726 |
scherp kijken |
spionnen:
Iemand afletten (zie nr. 099).
spinjoele (P219p Jeuk)
|
Scherp kijken (turen, staren, ogen). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17801 |
scherp luisteren |
horen:
hure (P219p Jeuk)
|
[N 84 (1981)]
III-1-1
|
27015 |
scherp zetten |
scherp zetten:
sxɛrǝp ˲ze̜tǝ (P219p Jeuk)
|
Een paard van winterbeslag voorzien. Onder het hoefijzer worden dan al dan niet verwisselbare kalkoenen aangebracht en onder de voorzijde wordt een metalen plaatje bevestigd, de stoot. Zie ook de lemmata ɛijsnagelsɛ, ɛstootɛ enɛkalkoenen, krammenɛ.' [JG 1a; JG 1b; N 100, 17, add.; monogr.]
II-11
|
19403 |
scherp, snede |
het scherp:
scherp (P219p Jeuk),
snede:
snee (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
De snijkant van een mes (snee, scherp, waad) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24766 |
scherpe boterbloem |
boterbloem:
boterbloem (P219p Jeuk),
goudenknop:
gouden-knop (P219p Jeuk),
saffelaar:
(saffelaere) (P219p Jeuk)
|
Scherpe boterbloem (ranunculus acris 20 tot 90 cm groot. De stengels zijn behaard; de bladeren zijn handvormig gedeeld of gespleten met gelobde slippen, ze zijn langgesteeld, tevens behaard; de bloemen zijn vrij groot, met ronde steeltjes en zijn goudge [N 92 (1982)]
III-4-3
|
29113 |
scheur |
scheur:
skø̄r (P219p Jeuk)
|
Scheur in een kledingstuk. Zie wat betreft het woordtype vijf de toelichting bij het lemma ɛwinkelhaakɛ.' [N 59, 192a; N 62, 43b]
II-7
|