18228 |
slip |
slip:
slip (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
vork:
vɛrk (P219p Jeuk)
|
afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)] || Afhangend einde van een kledingstuk [slip, klamp] [N 114 (2002)] || Afhangend onderste gedeelte aan de rugzijde van een geklede jas, jacquet of rok. [N 59, 152; N 62, 35]
II-7, III-1-3
|
34338 |
slobberend geluid maken |
slobberen:
slubǝrǝ (P219p Jeuk)
|
Bij het eten een slobberend geluid maken. [N 76, 34]
I-12
|
17948 |
sloffen |
sloffen:
sloeffe (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
sloffen: Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, slerven, klossen). [N 84 (1981)] || Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, klossen, sjroevelen, sjroeffelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
18977 |
slons (slodder?) |
slavodder:
slavodder (P219p Jeuk)
|
een haveloze, slordige vrouw [slodder, sloor, slons, luns, klons, slos, lameer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22340 |
slootjespringen |
over de gracht springen:
over de grach (P219p Jeuk),
over het beekje springen:
over t bijkske sprenge (P219p Jeuk)
|
slootje springen [pikkelegen, sponselen, kapoetelen] [N 112 (2006)] || Slootje springen [pikkelegen, sponselen, kapoetelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19315 |
slordig |
onnuttig:
(de). (ps. ik weet niet wat invuller hiermee bedoelt?).
onnettig (P219p Jeuk)
|
onachtzaam of onordelijk in zijn werk of in zijn geheugen [lod, hordsig, slordig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
29019 |
slordig, verkeerd naaien |
broddelen:
brodǝlǝ (P219p Jeuk)
|
[N 62, 25; MW]
II-7
|
17577 |
sluik haar |
plat haar:
plat haar (P219p Jeuk)
|
Recht, sluik haar (stijf/plat haar, pemelen, piezelen, stekelhaar). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17933 |
sluipen |
kruipen:
a-klank zoals in aarde
kraape (P219p Jeuk),
sluipen:
sluipe (P219p Jeuk)
|
Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, slippen, gluipen). [N 84 (1981)] || Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen, zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, gluipen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
21174 |
sluis |
sluis:
sluis (P219p Jeuk)
|
de inrichting waardoor twee wateren naar believen gescheiden of met elkaar in verbinding gebracht kunnen worden (sluis, erk, sas) [N 90 (1982)]
III-3-1
|