e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sluisdeur schoft: schoft (Jeuk) het ophijsbare deel van een sluis (schoft) [N 90 (1982)] III-3-1
sluismeester sasmeester: sasmeester (Jeuk), sluismeester: sluismeester (Jeuk) de persoon die belast is met het toezicht op en het gebruik van een sluis, vooral van schutsluizen (sasmeester, sluismeester, sasser, sassenier) [N 90 (1982)] III-3-1
sluiten (van grond) hard worden: haat weine (Jeuk), korst worden: kost weine (Jeuk) hard worden, gezegd van aarde [vervloeren, sluiten] [N 81 (1980)] III-4-4
sluitlaag sluitlaag: slātlōx (Jeuk) De laatste laag op de wagen. [JG 1b] I-4
sluitspeld toespeld: taaspel (Jeuk, ... ) sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)] III-2-2
sluwe persoon profeet: profeet (Jeuk), professor: profesor (Jeuk) een vindingrijk persoon maar in ongunstige zin [kuilotter] [N 85 (1981)] III-1-4
smaak goesting: B.v. goesting hebben in iets.  goesting (Jeuk), smaak: De smaak is het proeven.  smaak (Jeuk) Smaak (smaak, goesting). [N 109 (2001)] III-1-1
smaken smaken: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  smeak (Jeuk) lusten (die soep lust ik niet) [ZND 30 (1939)] III-2-3
smalen judassen: judassen (Jeuk), kleineren: kleineren v.d. andere (Jeuk, ... ) met geringschatting spreken, zich vernederend uitlaten [smalen, kabatsen] [N 85 (1981)] || op minachtende of geringschattende wijze spotten [schamper, amper, scherp, grimachtig] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
smalle afgesloten ruimte voor het boogschieten doel: doel (Jeuk) De smalle ruimte met schotten voor het boogschieten [doel]. [N 88 (1982)] III-3-2