e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
suikertante suikertant: soekertant (Jeuk) Een ongetrouwde tante, waar bijgevolg van geërfd zou kunnen worden (suikertante, suikeren tante) [N 115 (2003)] III-2-2
suisse suisse (fr.): suisse (Jeuk) De ordebewaarder in de kerk, de suisse [kerkgendarme, kèrksjanderm, tseijes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
suizen van de oren fluiten: fleute (Jeuk), tuiten: toewte (Jeuk) Suizen van de oren (soezen, toeten, tuiten, fluiten, ruisen). [N 109 (2001)] III-1-1
sukkelen sukkelaar (zn.): een ziekelijke suggeleer (Jeuk), sukkelen: suggele (Jeuk, ... ), sukkele (Jeuk) Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (sukkelen, krenkelen, kwakkelen, op de sukkelbaan zijn). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] || Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, krenkelig, sukkelig, ongans). [N 107 (2001)] || Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)] III-1-2
syfilis schimmel: skɛmmel (Jeuk), syfilis: syfilis (Jeuk) Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte). [N 84 (1981)] || Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte, syfilis). [N 107 (2001)] III-1-2
taaien glitsig maken: glitsig maken (Jeuk) IJs stuk maken door er steeds overheen te lopen [taaien]. [N 88 (1982)] III-3-2
taal taal: taal (Jeuk) taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)] III-3-1
tabaksnerven tabaksnerven: Opm. v.d. invuller: voor nesten, daar komt geen ongedierte in.  toebaksnerven (Jeuk) tabaksnerven? [N 93 (1983)] III-3-2
tabernakel tabernakel (<lat.): tabernakel (Jeuk) Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)] III-3-3
tafel tafel: tāfəl (Jeuk), tōfəl (Jeuk), tōͅfəl (Jeuk) de tafel afvagen [ZND 32 (1939)] || een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)] III-2-1