20260 |
suikertante |
suikertant:
soekertant (P219p Jeuk)
|
Een ongetrouwde tante, waar bijgevolg van geërfd zou kunnen worden (suikertante, suikeren tante) [N 115 (2003)]
III-2-2
|
23590 |
suisse |
suisse (fr.):
suisse (P219p Jeuk)
|
De ordebewaarder in de kerk, de suisse [kerkgendarme, kèrksjanderm, tseijes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17735 |
suizen van de oren |
fluiten:
fleute (P219p Jeuk),
tuiten:
toewte (P219p Jeuk)
|
Suizen van de oren (soezen, toeten, tuiten, fluiten, ruisen). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17978 |
sukkelen |
sukkelaar (zn.):
een ziekelijke suggeleer (P219p Jeuk),
sukkelen:
suggele (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk,
P219p Jeuk),
sukkele (P219p Jeuk)
|
Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (sukkelen, krenkelen, kwakkelen, op de sukkelbaan zijn). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] || Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, krenkelig, sukkelig, ongans). [N 107 (2001)] || Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18126 |
syfilis |
schimmel:
skɛmmel (P219p Jeuk),
syfilis:
syfilis (P219p Jeuk)
|
Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte). [N 84 (1981)] || Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte, syfilis). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
22524 |
taaien |
glitsig maken:
glitsig maken (P219p Jeuk)
|
IJs stuk maken door er steeds overheen te lopen [taaien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21826 |
taal |
taal:
taal (P219p Jeuk)
|
taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22086 |
tabaksnerven |
tabaksnerven:
Opm. v.d. invuller: voor nesten, daar komt geen ongedierte in.
toebaksnerven (P219p Jeuk)
|
tabaksnerven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23255 |
tabernakel |
tabernakel (<lat.):
tabernakel (P219p Jeuk)
|
Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19667 |
tafel |
tafel:
tāfəl (P219p Jeuk),
tōfəl (P219p Jeuk),
tōͅfəl (P219p Jeuk)
|
de tafel afvagen [ZND 32 (1939)] || een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|