23464 |
torenhaan |
t hantje van dn taore?].:
heenke van den toon (P219p Jeuk)
|
De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23456 |
torenspits |
kerktoren:
kerktoon (P219p Jeuk)
|
De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23300 |
torenuurwerk |
horloge (fr.):
örlouje (P219p Jeuk)
|
Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
29108 |
tornen |
losdoen:
losdun (P219p Jeuk)
|
De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38]
II-7
|
18917 |
traag |
lui:
lui (P219p Jeuk)
|
niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21818 |
traag praten |
zemelen:
zemele (P219p Jeuk),
zàimele (P219p Jeuk)
|
traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19363 |
trage vrouw |
sara:
sara (P219p Jeuk)
|
een domme trage vrouw [sarut, sara] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22459 |
traktatie bij het plaatsen van de mei |
traktatie (<lat.):
trakouwtie (P219p Jeuk)
|
De tractatie bij het plaatsen van die tak of vlag. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22486 |
traktatie van de bruidegom (kwansel) |
ton:
een ton geve (P219p Jeuk),
traktaat (<lat.):
traktaawt (P219p Jeuk)
|
De tractatie van de bruidegom aan de jongelingen in zijn buurt [kwansel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22512 |
traktatie van jonggehuwden |
trakteren (<lat.):
trakteire (P219p Jeuk)
|
De tractatie van jonggehuwden aan de buurt [lepik, dourt, hertlooi]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|